heid, welke o.a. in de huidige samenstelling van de weermacht, in het bijzonder in die van het leger, valt waar te nemen. Bij alle verbeteringen is immers de nadruk wel zeer sterk gevallen op de aanvulling van het materieel, terwijl het personeelsprobleem nog steeds niet uit de impasse is geraakt, waarin het in de na-oorlog- sche jaren is vastgeloopen. Niet alleen betreft het hier het quantitatieve gebrek aan „man kracht zooals in verschillende publicaties is betoogd, maar even zeer gaat het om de eischen, welke inzonderheid in Indië aan de hoedanigheid van het personeel dienen te worden gesteld. Evenals in de overzeesche legers van alle andere belangrijke koloniale mogendheden de landaardverhoudingen zorgvuldig zijn afgewogen en op goede gronden nauwlettend in acht worden genomen, behoort dat ook bij ons te geschieden. Deze zijde van het weer- machtsvraagstuk moge in het ondervolgende aan een nadere beschouwing worden onderworpen. Ten onrechte wordt dit onderwerp wel eens als delicaat beschouwd. We hebben slechts te doen met eenvoudige waarheden, welke onverbloemde behandeling kunnen verdragen, omdat zij de bestaansvoorwaarden raken van het Indische leger en daar mede van Indië Wanneer er sprake is van landaardverhoudingen wordt daarmede als regel bedoeld de verhouding, die er in het strijdend leger dient te bestaan tusschen de aantallen Europeesche en niet-Europeesche militairen. Bij de vestiging van ons gezag in den Indischen Archipel is onuit- wischbaar komen vast te staan, dat de te velde zijnde troepen macht voor tenminste één derde gedeelte moest bestaan uit mili tairen van Europeeschen landaard. Eerst met dezen sterken Euro- peeschen inslag bleek de gevechtskracht van de Indische bataljons op voldoende peil te zijn, om het met succes te kunnen opnemen tegen de doorgaans slecht georganiseerde en matig bewapende verzetslieden. De Europeesche soldaten waren de onmisbare gang makers voor de Inheemsche troepen. Onze koloniale krijgsgeschie denis spreekt op dit punt een zeer duidelijke taalde enorme kosten en groote moeite welke men zich in vroeger jaren getroostte om de sterke formaties aan Europeanen compleet te houden leve ren een bewijs temeer, dat zij absoluut noodig waren. Naar expe rimenteel is vastgesteld mag de landaardverhouding nimmer ongunstiger zijn dan 1 1 a 2. Menig oud-officier met persoonlijke krijgservaring heeft zich met verbazing en ongerustheid afgevraagd hoe het mogelijk is, dat deze met zooveel goed en bloed gekochte ondervinding in den nieuwen tijd practisch verloren is gegaan. De oorzaak daarvan is gemakkelijk op te sporen. Toen de vesti ging van het Nederlandsche gezag tot een goed einde was gebracht en het leger zich zooals dat in normale omstandigheden behoort 1097

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 9