10. UIT DE ne KAMER. Aan het Voorloopig verslag op de Rijksbegrooting 1940 ont- leenen wij 1180 Anderzijds verwachtten deze leden, dat de Minister een einde zal maken aan het onverantwoordelijk geschrijf van sommige officieren in militaire tijdschriften. In het bijzonder hadden zij hierbij het oog op „Spectatoriale beschouwingen" in De Militaire Spectator, waardoor de neutrale gezindheid van de weermacht in verdenking zou kunnen komen, alsmede op artikelen in Onze Vloot, waarin de positie van het Parlement wordt ondermijnd. In de Minister niet van meening, zoo vroeg men, dat de chefs van hen, die deze artikelen geschreven hebben, hen opmerkzaam hadden moeten maken op het ongewenschte van hun optreden? Of was de verhouding wellicht deze, dat de hierbedoelde officieren schreven op last van, althans met goedkeuring van hun meerderen Opgemerkt werd, dat het meer en meer voorkomt, dat officieren, zoodra zij den actieven dienst hebben vaarwel gezegd, zich geroepen gevoelen critiek uit te oefenen op het defensiebeleid. Men keurde dit ten sterkste af. Van andere zijde verklaarde men zich tegenstanders van elk verbod, dat de bedoeling zou hebben om aan schrijvers over defensie aangelegenheden belemmeringen in den weg te leggen, ook al zouden die schrijvers militairen of oud-militairen zijn. Tijdens den grooten wereldoorlog was critiek op het regeeringsbeleid toegelaten en deze heeft geen kwaad gesticht. Men had uit de dagbladen vernomen, dat het rapport van de technische commissie, welke blijkens de Regeeringsverklaring van het laatste Kabinet-Colijn de verschillende denkbeelden omtrent de versterking van de maritieme verdediging van Nederlandsch-Indië op hun militaire beteekenis en financieele gevolgen moest onderzoeken, onlangs aan de Regeering is ingediend. Vele leden vroegen, of de berichten in de dagbladen, dat die commissie uitsluitend uit marine officieren was samengesteld, waarheid bevatten en, indien dat zoo is, waarom werd afgeweken van het goede gebruik, dat in alle commissies, wier arbeid op de verdediging van Indië betrekking heeft, ook ver tegenwoordigers van den Minister van Koloniën zitting hebben. Is bij de samenstelling van deze commissie het advies van de Nederlandsch- Indische Regeering ingewonnen? Zal het rapport dezer technische commissie in handen der Nederlandsch-Indische Regeering worden gesteld Men achtte dit dringend noodzakelijk.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1939 | | pagina 92