open te stellen voor de belligerenten, die op betrekkelijk korten afstand van die havens over eigen of bondgenootschappelijke bases konden beschikken voor de koloniën gold dit niet zoodat bevoor rading aldaar was toegestaan (Zie bijlage II, Ned. N.P. 1914, art. 4 jo. art. 5, sub 2e). Sindsdien is de actieradius der oorlogsschepen belangrijk toegenomen. Of dit de eenige reden is, op grond waarvan bevoorrading thans zoowel v.w.b. het Rijk in als buiten Europa slechts in bijzondere gevallen is toegestaan (Zie bijlage IX, Ned. N.P. 1939, art. 3, sub 3eart. 6 sub le jo. art. 10) kan niet worden medegedeeld volledigheidshalve wijzen wij nog op de volgende uitspraak, waarop thans wegens de groote wijzigingen in de ver houdingen, welke zich voltrokken in het sedert de uitgave van het werk verloopen zestal jaren wel het e.e.a. valt af te dingen, in het bijzonder wat betreft de „verminderde beteekenis van de oor logvoering ter zee voor Duitschland". „In aanmerking nemende, dat de voorschriften betreffende het ver blijf van belligerenten in het onzijdige watergebied een compromis zijn tusschen de belangen van de Staten met en zonder verspreide maritieme bases, zal de verminderde beteekenis, welke de oorlogvoering ter zee na den Wereldoorlog voor eenige der vroeger uit dit oogpunt belang rijke continentale Staten, Duitschland, Rusland, Oostenrijk-Hongarije, oplevert, tot een verscherping der verbodsbepaling kunnen leiden" U5). Hoe het zij, de vorengenoemde belangentegenstelling blijkt duidelijk uit de voorbehouden, welke verschillende Staten maak ten ten aanzien van eenige bepalingen van het Z.O.V. vrijwel steeds vindt men aan de eene zijde Duitschland, een enkele maal vergezeld van Frankrijk en Rusland, aan de andere zijde Engeland en Japan, soms met, soms zonder de Ver.-Staten (zie het overzicht op de blzn. 10 en 11). Neemt men voorts nog in aanmerking, dat eenige Mogendheden het Z.O.V. wel onderteekenden doch nimmer ratificeerden, waardoor het voor haar niet bindend werd, dat zal het duidelijk zijn, dat de waarde van dit .verdrag veel betrekkelij ker is dan die van het L.O.V. lle). Ook in ander opzicht bestaat er onderscheid tusschen genoemde verdragen dit vloeit voort uit het verschil in karakter van land en zee. Kan men een landgrens min of meer ijl bezetten, desnoods afsluiten en althans haar plaats in het terrein duidelijk aangeven, met de grens der territoriale wateren gaat dat nu eenmaal niet. Reeds hierdoor bestaat ter zee een geheel andere verhouding tus schen hetgeen men beschermen wil en de middelen, welke daartoe beschikbaar zijn. Ter illustratie diene de volgende aanhaling 333 in den eersten druk (1905) van Oppenheims werk 8 U5) Frangois, blz. 509. Zie nog hetgeen reeds werd opgemerkt in I.M.T. 1939 nr. 4, blz. 298. uo) Tijdens den wereldoorlog heeft men op grond van het feit dat het Z.O.V. niet bindend was voor Bulgarije, Engeland, Griekenland, Italië, Montenegro, Servië en Turkije weieens betoogd, dat het op grond van de si omnes clausule juridisch ook voor andere staten niet van kracht was ernstig is deze verbindbaarheid blijkens Francois, blz. 487, echter nooit betwist

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 10