het op de blzn. 10 en 11 opgenomen overzichtwat onder de aldaar genoemde gebieden en gebiedsdeelen is te verstaan moge uit het volgende blijken. Rechtsgebied. Blijkens art. 1 verstond de Nederlandsche N.P. 1914 onder rechtsgebied het „grondgebied van het Koninkrijk in Europa benevens de koloniën en bezittingen in andere wereld- deelen." Uiteraard werd hiermede niet bedoeld het grondgebied in engeren zin, doch het zal duidelijk zijn, dat deze ruime omschrij ving, ware het slechts door de ontwikkeling van het luchtwapen, thans aanleiding zou kunnen geven tot tal van kwesties. Uit dien hoofde is het dan ook juister, het rechtsgebied te omschrijven met „het grondgebied, het watergebied en het luchtgebied boven eerst genoemde gebieden" 118). De Nederlandsche N.P. 1939 gaat in art. 1 lid (1) echter nog verder en definieert het rechtsgebied van het Koninkrijk der Nederlanden als „het grondgebied en het water gebied van Nederland, Nederlandsch-Indië, Suriname en Curagao, de territoriale zee en de boven dit grondgebied, dit watergebied en deze territoriale zee zich bevindende luchtruimte". Deze nauwkeurige omschrijving, welke eiken twijfel uitsluit omtrent de positie van niet tot de territoriale zee behoorend watergebied, houdt o.i. slechts verband met moederlandsche omstandigheden, weshalve wij hierop niet nader zullen ingaan. Grondgebied. Hieronder vallen de binnenwateren (kanalen, rivieren, meren) Wateren en territoriale wateren. Omtrent deze begrippen bestaat groote verwarringvele in verschillende talen voor komende uitdrukkingen, welke elkander uit taalkundig oogpunt dekken, doen zulks niet in juridischen zin. Het heeft geen zin en lijkt ons ter voorkoming van verwarring zelfs ongewenscht, hierop nader in te gaan 119)Genoeg zij het, dat men ter Eerste Codificatie Conferentie ('s-Gravenhage, 1930), waar alle met de territoriale wateren samenhangende vraagstukken werden behandeld, getracht heeft eenheid in opvatting te verkrijgen men is in dit voornemen echter niet geslaagd, in hoofdzaak doordat de deelnemende Staten, welke aan de territoriale zee een grootere breedte toekennen dan 3 zeemijlen (3 X 1852 5556 m), deze breedte niet tot genoemde afmeting wenschten terug te brengen 12°)Voor de hanteering der neutraliteitsregelen hebben wij voldoende aan de definities, voor komend in art. 1 van de „Territoriale zee en maritieme kringen ordonnantie 1939" (Stbl. no. 442), in welke definities behoudens t.a.v. zeestraten die twee open zeeën verbinden en waarvan Neder- us) Verg. v. Oordt, blz. 10. 1M) Wie zich in deze aangelegenheid nader wenscht te verdiepen wordt verwezen naar Somlo-Walz, blz. 174 e.v. 120) Somlo-Walz geeft op blz. 175 e.v. een uitgebreid overzicht van de door verschillende Staten aangenomen afmetingen. 12

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 14