een dezer dagen bleek, dat de Duitsche regeering als in 19141918
nog steeds de opvatting huldigt, dat bewapende koopvaardij
schepen in beginsel als oorlogsschepen zijn te beschouwen en te
behandelen, een opvatting, welke uiteraard lijnrecht staat tegen
over die van de Geallieerden in de genoemde jaren en van Enge
land en Frankrijk thans. Nederland heeft het recht van gewapend
optreden van een handelsschip ter zelfverdediging steeds erkend,
doch zich in den aanvang van den wereldoorlog op het standpunt
gesteld, dat onderwerpelijke schepen bij gebrek aan conventioneele
bepalingen dienaangaande met betrekking tot toelating in de
onzijdige wateren gelijk waren te stellen met oorlogsschepen.
Hoewel geen der andere neutralen dit standpunt deelde, kon
Nederland het tijdens den oorlog niet loslaten daar zulks alleen
had kunnen geschieden door wijziging te brengen in de neutrali-
teitsvoorschriften, hetgeen, zooals hierna zal blijken, in dit geval
niet mogelijk was zonder geweld te doen aan de terzake bestaande
opvattingen 131). De meening van prof. Francois moge blijken uit
de volgende aanhalingen.
Het thans door onze Regeering ingenomen standpunt blijkt
duidelijk uit artikel 3 van de Nederlandsche N.P. 1939 wij vestigen
er nog slechts de aandacht op, dat het geldt t.a.v. schepen van
oorlogvoerenden zoowel als van neutralen 132)
17
„Het o.i. in te nemen standpunt is, dat handelsschepen niet gerech
tigd zijn tot de uitoefening van de bevoegdheden der oorlogsvaartuigen,
maar dat zij wel het recht hebben zich tegen een vijandelijken aanval
of tegen buitmaking te verdedigen (cursiveering van ons. Sch.), en dat
zij zich daartoe van een bewapening mogen voorzien" (blz. 344).
„Het onderscheidis niet meer dat tusschen schepen, die ter
verdediging of ten aanval zijn bewapend, maar tusschen vaartuigen,
die varen met het doel vijandelijke schepen aan te vallen, en die,
welke varen in het belang van den handel, doch die met oorlogs
schepen, welke zij op hunnen weg tegenkomen, een gevecht zullen
aangaan, indien zij meenen zich aldus aan prijsmaking (in de meeste
gevallen wegens onmogelijkheid van opbrengingvernietiging. Sch.)
te kunnen onttrekken. Dit is inderdaad het juiste principieele verschil
tusschen oorlogsschepen en bewapende koopvaarders" (blz. 346).
m) Francois, blz. 339 t/m 348 van Oordt, blz. 87 De Gids, Aug. 1928,
v. Eysinga, Nederland en het onzijdigheidsrecht gedurende den wereldoorlog'
blz. 223 Oppenheim, 333, blz. 569, noot 4 Kunz, blz. 115 Somlo-Walz, blz.
298 Vanselow, blz. 258 von Verdrosz, blz. 306 Fauchille, 146323.
132) Omtrent neutarle bewapende koopvaardijschepen, die gewapenden
tegenstand bieden, valt nog niets positiefs te zeggen Somlo-Walz (blz. 300)
stelt hun bemanning theoretisch gelijk met franc-tireurs.
IJJ) Een in die beschouwing niet behandeld verschil is voorts nog, dat
het Z.O.V. in tegenstelling met het L.O.V. geen bepalingen bevat m.b.t. de
toelating enz. van zieken en gewonden deze materie is v.w.b. de specifiek
met de zee verband houdende zaken geregeld in de Xe Conventie, het Verdrag
voor de toepassing op den zeeoorlog der beginselen van het verdrag van
Genève van 6 Juli 1907. Overigens vestigen wij er hier nogmaals de aandacht
op, dat het L.O.V. zich niet bepaalt tot de oorlogvoering te land doch mede
tot de zich aldaar afspelende gevolgen van de oorlogvoering elders.