Ter illustratie enkele schetsen. Fig. 1 stelt een loopgraaf voor in vochtigen kleigrond, rustend op sterk waterhoudend zand. Tengevolge van de stijging van den grondwaterspiegel kalven de zijwanden af, terwijl de aangebrachte versterkingen niet in staat zijn dit afbraakproces te stuiten. Fig. 1. Verwoesting van een loopgraaf tengevolge van de rijzing van het grondwater. Fig. 2 brengt in beeld, dat kennis van het laagprofiel van veel nut kan zijn voor den bouw van ondergrondsche werken. Deze figuur stelt de doorsnede van een heuvel voor, opgebouwd uit 2 horizontaal liggende kalksteenbanken, Kat en Ka2, en een tus- schengeschakelde mergelbank M. Het lag aanvankelijk in de bedoe ling de munitiebergplaats in de bovenste kalksteenbank aan te leggen, dus in moeilijk te bewerken gesteente, waarin men boven dien last zou hebben van zakwater en van het grondwater, dat door de slecht doorlatende mergels wordt opgestuwd. Op grond van geologisch advies werd hiervan afgezien en de gegeven oplossing gekozen. De bergplaats staat nu in droog, gemakkelijk te bewerken gesteente, en heeft bovendien nog een betere dekking verkregen. Bij den aanleg van versterkingen dient men zich te richten naar den hoogsten grondwaterstand (zie fig. 3a). In zone I, waar de grondwaterspiegel dicht onder de oppervlakte ligt, moet men zich behelpen met opgeworpen wallen. Zone II (grondwater op 2—4 m onder maaiveld) is geschikt voor het maken van loopgraven, zone III (grondwater 48 m diep) voor gebetonneerde schuilplaatsen. In IV, waar de grondwaterspiegel reeds 812 m onder maaiveld 23: bergplaats kalles leen m.o.1 spielen venvcercncjs bodem harde k alk slee n grondivaler vasle ondoorla- lende mergel Fig. 2. Juiste plaatsing van een munitiebergplaats in het laagprofiel.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 25