3. Grijsgroen tot grijsblauw, fijn, kleihoudend zand, 412 m dik,
matig waterhoudend (zand van Ypern).
4. Droge klei, die zich tot groote diepte voortzet, en zeer geschikt
is om er in te mineeren (klei van Ypern).
Het groote succes, dat de Engelschen hier hebben geboekt, is te
danken aan het feit, dat zij mineerden zooals Prof. Dr. Passarge
reeds een jaar eerder in een rapport had opgemerkt „mit vollem
Verstandnis für die tatsachlichen geologischen Verhaltnissen, nicht
blind tappend". De groote fout van de Duitschers was, dat zij te
hoog mineerden. Het maken van schachten en tunnels in het drijf
zand van het Paniselien ging met groote moeilijkheden gepaard,
en intusschen konden de Engelschen in de klei van Ypern, waarin
zij geen last hadden van water, en waarin zij bovendien machinaal
konden werken, een snellen vooruitgang bereiken. Een Duitsche
geoloog had het groote gevaar reeds tijdig onderkend, en reeds in
1915 geadviseerd in het zuidelijk gedeelte van de Wytschaete-linie
te mineeren, maar zijn raad was in den wind geslagen. Geologisch
advies werd eerst gevraagd, toen de Engelschen op 27 Maart 1916
bij St. Eloi 5 krachtige mijnen tot ontploffing hadden gebracht.
De Duitschers hebben daarna hun uiterste best gedaan om den
grooten achterstand in te halen zooals uit fig. 10 duidelijk blijkt,
is het hun inderdaad gelukt tot op grootere diepte dan de tegen
partij in de klei van Ypern door te dringen. Maar te laat, de
mineergangen op het diepste niveau hadden nog slechts een geringe
lengte bereikt, toen de Engelschen hun mijnen tot ontploffing
brachten, waardoor de Duitsche stelling volkomen werd verwoest.
Een factor van belang bij het mineeren was het beluisteren van
de geluiden, welke met graafwerkzaamheden gepaard gaan. De
snelheid en de intensiteit, waarmee het geluid zich voortplant,
zijn afhankelijk van de bodemgesteldheid. In harde, compacte en
vochtige gesteenten planten de geluidsgolven zich verder voort
dan in losse en droge afzettingen. Met water of slib gevulde spleten,
die dwars op de richting van het geluid staan, vormen een hinder
nis, terwijl een met klei gevulde spleet juist een goede geleider
schijnt te vormen. Met lucht gevulde holruimtes werken dempend
in droge, sterk gespleten kalksteen is reeds op een afstand van
enkele meters niets meer te hooren en dient men van instrumenten
gebruik te maken. Wisselen lagen van verschillende geaardheid en
vochtgehalte met elkaar af, dan kunnen de geluidsgolven terug
gekaatst of gebroken worden. Ook bij verschuivingen is iets
dergelijks waargenomen. Zooals in de inleiding reeds werd opge
merkt hebben de Italianen dit tot him groote schade ondervonden
bij den strijd tegen de Oostenrijkers om de Monte Pasubio. Zij
merkten te laat, dat in de afwisselend steenachtige en verweerd
kleiige banken van de z.g. „Hauptdolomit" (Trias), die naar het
vijandelijke front toehelden, de geluidsgolven gebroken werden
(zie fig. 10)Zij meenden, dat de oorsprong van het geluid hooger
30