Voor de uitvoering van een overvleugeling, een omvatting en
een infiltratie dienen in de eerste plaats, zoo niet uitsluitend, de
onderdeelen van de fuseliereenheden, formaties, welke handig en
rap gebruik kunnen maken van het terrein en alle zich voordoende
terreinhindernissen snel weten te overwinnen. Zij voeren haar
taak uit onder steun en onder bescherming van in stelling staande
mitrailleurs en mortieren. Is deze steun en bescherming niet
verzekerd, dan eerst doet zich de wenschelijkheid voor hen door
mitrailleur- en/of mortiereenheden te doen vergezellen.
De taken van de frontgroep in het ontmoetingsgevecht nogmaals
in beschouwing nemende, kan worden geconcludeerd dat voor
namelijk ten aanzien van het terugwerpen van weerstanden, het
aantal fuseliereenheden zijn grenzen stelt aan de breedte van de
opmarschstrook van een als frontgroep optredend bataljon.
Gelijktijdig rijst dan de vraag Hoe groot is de maximum breedte,
welke door een als frontgroep optredend bataljon kan worden
ingenomen
Zoowel de Fransche als de Nederlandsche infanteriereglementen
bepalen de frontbreedte (en de diepte) van een bataljon tijdens
den naderingsmarsch op maximum 1000 m, die van een fuselier-
compagnie op maximum 400 m. In onze Indische verhoudingen
bestaat over het algemeen een neiging te groote frontbreedten
door de onderdeelen te doen innemen. Veelal worden de front-
breedten ons opgelegd door het terrein en door het wegenstelsel,
zoomede door de wenschelijkheid om althans aan één zijde
aanleuning te zoeken. Nu leven de onderdeelen van een frontgroep
v.w.b. de in te nemen frontbreedte altijd boven hun stand. Tot
hoever zulks zonder risico kan gaan, hangt behalve van het defen
sief vermogen van de frontgroep mede af van den tijd bemoedigd
door de hoofdmacht, de Algemeene Reserve, om te kunnen ingrij
pen. Deze tijdsduur is uiteraard in kleine verhoudingen korter
dan bij groote gevechtseenheden, zoodat uit hoofde hiervan het
gevaar voor de frontgroep om partieel geslagen te worden in onze
verhoudingen ook minder groot is. Doch ook in onze verhoudingen
zijn er grenzen, zoowel v.w.b. het vermogen om een terreinstrook
van vooruitgeschoven weerstanden te zuiveren, als v.w.b. de
defensieve kracht. Na ampele beschouwing van het aantal bij het
bataljon ingedeelde zware infanteriewapens en het aantal lichte
automaten, zouden we de frontbreedte van een niet aan neven
troepen aangeleund bataljon maximaal willen stellen op tweemaal
de normale frontbreedte, d.i. 1200 m. Vereischen de terreinom
standigheden derhalve, dat de frontgroep over een grootere front
breedte zal dienen op te treden, dan zal versterking van het
voorhoedebataljon met een of meer fuseliereenheden en/of met
zware infanteriewapens noodzakelijk zijn.
In dit verband willen we de aandacht vestigen op de 10e fuse
liercompagnie van het regiment, een eenheid welke ter verster-
41