van den enkeling zich extra doet gevoelen bij de volvoering van
de zeer belangrijke taak, welke het heeft.
De funeste invloed van ziekte, „den alomtegenwoordigen en
nooit te vernietigen vijand achter en aan het front", is den lezer
vermoedelijk wel bekend, maar aangezien de hygiënische tucht
van den troep valt onder de verantwoordelijkheid van den com
mandeerenden officier, en niet onder die van den officier van
gezondheid (die echter verantwoordelijk is voor de mate en den
aard zijner getoonde belangstelling, hoewel in de pactijk de mili
taire arts wel eens voor meer verantwoordelijk wordt gesteld),
bestaat de toestand dat een niet-hygiënist èn de verantwoordelijk
heid draagt voor de hygiënische tucht èn een onmisbaar, daadwer
kelijk aandeel heeft in het onderhouden en verbeteren daarvan
(zie ons artikel in het I.M.T. 1939 nr. 10)
Daarom is het noodzakelijk dat de troepenofficier de verant
woordelijke niet-hygiënist inzicht en activiteit bezit ten aanzien
van de hygiënische tucht. Dit inzicht kan hij alleen krijgen door
kennis van de belangrijkste begrippen der hygiëne en van de
ontstaanswijze der voor een leger belangrijke ziekten. Met dit
inzicht komt het verantwoordelijkheidsgevoel, het begrijpen en
dus de waardeering. De daadwerkelijke belangstelling is een
kwestie van karakter en temperament. Noodzakelijk is echter dat
deze daarwerkelijke belangstelling bestaat, en mede wordt over
gedragen en aangekweekt bij de ondercommandanten, zoowel
officieren als kader.
De hier volgende korte uiteenzetting van enkele dezer belang
rijkste begrippen der hygiëne en van eenige „legerziekten", moge
bijdragen tot vermeerdering van de hygiënische kennis en verkrij
ging van het noodzakelijke inzicht, dat de troepenofficier noodig
heeft, al heeft hij vooral in oorlogstijd nog wel iets anders aan het
hoofd dan hygiënische tucht en al wordt hij bijgestaan door des
kundigen, officieren van gezondheid, die hem ook ongevraagd van
advies moeten dienen.
Men kan 8 groepen van ziekten onderscheiden
1. de besmettelijke en infectieuze ziekten;
2. ziekten, samenhangend met voeding van onvoldoende voe
dingswaarde
3. ziekten, samenhangend met het ziek worden of de slijtage van
levensgewichtige organen, speciaal hart, groote bloedvaten,
lever, nier, hersenen en klieren met „inwendige afscheiding"
4. ziekten tengevolge van ongevallen
5. ziekten tengevolge van vergiftiging (alcohol, opium, nicotine,
vergiftige dieren, enz.)
6. ziekten door parasieten (ingewandswormen en dgl.)
7. aangeboren afwijkingen (ten deele behoorend tot groep 3)
8. andere ziekten (speciaal kwaadaardige gezwellen, voorts
overgevoeligheid e.a.)
46