Ook excessieve spiervermoeienis is niet schadelijk. Een tijde
lijk doch 'belangrijk nadeel van vermoeidheid is echter, dat het
weerstandsvermogen verlaagd is.
Alle weefsels kunnen vermoeid raken. Spierweefsel raakt
sneller vermoeid (althans het gevoel van vermoeidheid doet
zich duidelijker gevoelen) dan zenuwweefsel. Het spierweefsel
herstelt zich echter ook sneller. De kans op chronische vermoeid
heid is daarom bij zenuwweefsel veel grooter dan bij spier
weefsel. Speciaal gevoelens van angst, onrust en gejaagdheid
werken vermoeiend. Voortdurende vermoeienis leidt tot uit
putting. Vermoeidheid van zenuwweefsel heet neurasthenie. De
soldaat heeft kans op uitputting zijner spierweefsels, de officier
een grootere kans op zenuwuitputting.
Belangrijk van het begrip oefening is, dat de quintessence niet
is een wezenlijke toeneming van kracht of capaciteit, doch een
meer economische uitvoering van den te leveren arbeid. Onge
oefendheid heeft ten gevolge, dat spieren geheel onnoodig of in te
sterke mate worden ingespannen en aldus de handeling ongun
stig beïnvloeden. Daartoe vergelijke men den wielrijder, die aan
het leeren is en den geoefende. Des te geoefender, hoe rustiger
de zenuwwerking, en des te meer resultaat bij geringere spier
inspanning.
Verder bevordert oefening de elasticiteit, het omgekeerde van
,,rust roest". Vermoeidheid zonder volledig herstel verlaagt de
elasticiteit. Uit dit alles volgt de regel dat de trainingsoefeningen
van lichten aard moeten zijn, lichter naarmate de herhaling veel-
vuldiger plaats vindt. Het volbrengen van een zware prestatie
gaat ten koste van de elasticiteit der organen, speciaal hart,
bloedvaten, longen en zenuwweefsel. Weegt de voldoening, indien
de prestatie gelukt, wel op tegen dit nadeel
Tot het verkrijgen van prestaties is de invloed van den wil en
het temperament enorm. De winkelende of dansende dame levert
enorme prestaties via interesse. Naar onze meening is de gunstige
invloed van sport niet zoo zeer te danken aan de weldadige wer
king van de bewegingen, doch veel meer aan het stimuleerend
vermogen van de interesse. De geestkracht, de tonus en de daaruit
voortvloeiende opgewektheid en vitaliteit kunnen aan den schrijf
tafel even groot zijn als op het sportveld. De goede invloed van
zon en buitenlucht is natuurlijk binnenshuis niet aanwezig, doch
door is ook de kans op neerdrukkende vermoeienis minder.
Lusteloosheid verlamt de geestelijke kracht. In de sleur van
het aldaaglijksche leven dreigen interessen verloren te gaan. Een
uitstekend prophylacticum tegen sleur is het zich stellen van een
doel, dat evenwel slechts kan worden bereikt, indien de wilskracht
daartoe aanwezig is. Omgekeerd bevordert de doelstelling weder
den lust tot het bereiken van een bepaald resultaat, en daardoor
de wilskracht. De klassecommandant, die zich ten doel stelt iederen
^8