7. CHINA. (Van onzen Correspondent) Ongeveer midden September van dit jaar werd generaal Nishio tot opperbevelhebber van de Japansche expeditionnaire troepen macht in geheel China benoemd. Over een gebied, dat zich van noord naar zuid uitstrekt van SuiYüan tot HaiNan (een afstand grooter dan dien van Amsterdam tot Gibraltar) en van oost naar west van ShangHai tot HanKow (een afstand ongeveer gelijk met dien van Parijs tot Weenen). Het lag voor de hand te meenen, dat met die benoeming werd beoogd meer eenheid te brengen in de militaire operatiën te land ter verovering van China. Dit geschiedde wel wat laatgeneraal Nishio toch werd geplaatst voor een militai ren toestand voortvloeiende uit een ruim tweejarigen oorlog, en waarin het hem heel moeilijk moest vallen, zonder belangrijke versterking van troepen, verbetering te brengen. Bij zijn aankomst in China werd hij verwelkomd met de tijding van het Japansche échec voor ChangSha, en nu bijna drie maanden later is er nog niets te bespeuren van wijziging in de militaire leiding. Het begint er meer en meer op te gelijken, alsof generaal Nishio's benoeming slechts administratieve beteekenis heeft, en hij wellicht naar het voorbeeld van ManChuKuo bestemd zou zijn op te treden als de eerste ambassadeur bij de nieuwe centrale regeering te NanKing onder presidium van WangChingWei, waarvan men in September hoopte de spoedige totstandkoming te mogen tegemoetzien. De krachten van het Japansche expeditionnaire korps zijn ver snipperd over talrijke gevechtshaarden en worden voorts gebezigd als garnizoenen ter beveiliging van steden en voor de beveiliging van de verbindingen tusschen die garnizoenen, welke verbindingen bestaan uit spoor-, water- en landwegen. Geregeld houden de Japanners in het aan die verbindingen gelegen gebied „mopping up"-expedities het getuigt niet van succes van eenige beteekenis, dat zij zelve, twee jaar nadat zij de spoorlijn ShangHaiHangChow in bezit hebben genomen, moeten berichten in October langs die baan 117 „engagements" te hebben gehad met Chineesche troepen tot een totale sterkte van 12.000 man, waarin zij aan de Chineezen een verlies toebrachten van 1033 man en 158 man gevangen namén. Zij zeiven zouden daarbij 10 man aan dooden en 26 aan gewonden hebben gehad. Volgens een opgave van het Japansche hoofdkwartier te Nan King zouden in October j.l. de Japanners per dag 80 ontmoetingen hebben gehad in het beneden-JangTze-gebied, d.i. het gebied tus schen WuHu, ShangHai en HangChow, met in totaal 154.681 55

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 57