terwijl de marine verschillende andere havens, noordelijk van AMoy blokkeert uit door haar in de buurt dier havens bezette eilandjes. Toch is daarmede de Chineesche handel van CheKiang en FuKien met het buitenland nog steeds niet geheel lam gelegd. Er is veel voor noodig om den Chinees het werken en handel drijven te beletten de Chineesche kust met haar ontelbare inham men en eilandjes biedt overal gelegenheid goederen te landen en te verschepen. Ook was nog de geheele kust van CanTon tot de grens van Indo-China vrij, een afstand van ruim 600 km (Batavia Soerabaia)Op die kust ligt, behalve de Fransche concessie van KwangChowWan (Fort Bayard), het handelsstadje PakHoi, op 40 km ten zuiden waarvan de Japanners op 12-9-38 het eiland WeiChow hebben bezet en ingericht tot vliegbasis. Van dat tijd stip af was het lot van PakHoi zeer onzeker, de bevolking begon naar het binnenland te evacueeren en de handel werd naar de Fransche concessie aan de oostzijde van het LiuChow-schier- eiland verlegd en naar MaCao. In September van dit jaar werd PakHoi nog slechts door 6 zeeschepen bezocht. De uitvoer, voor namelijk varkens voor HongKong, daalde sterk en de invoer werd onbeteekenend. Herhaaldelijk werden na de bezetting van WeiChow verzame lingen van schepen en troepen aldaar gemeld, een aanval bleef echter uit tot het midden van November '39. Men vraagt zich af waarom de Japanners ten slotte tot dien aanval zijn overgegaan, waardoor het aantal kleinere expedities alweer met één wordt vermeerderd, en de versnippering der Japansche strijdkrachten alweer wordt vergroot. Tevens rijst de vraag waarom juist nu tot die operatie werd overgegaan. Voor de laatste vraag is het het gemakkelijkst een antwoord te vinden. Evenals in '38 de aanval op CanTon werd ondernomen nadat de hevige hitte van den zomer voorbij was, zoo heeft men blijkbaar ook thans gewacht op het koele jaargetijde, hetgeen nu zooveel te meer wenschelijk was, daar het klimaat van KwangSi een zeer ongunstigen naam heeft. In hoever op de vertraging mede van invloed is geweest de noodzakelijkheid eerst het vaarwater van de Straat van HaiNan behoorlijk te verkennen en te beton nen, en evenzoo het vaarwater ten westen van PakHoi in kaart te brengen, kan niet worden nagegaan. Japansche berichten meld den, dat daaraan gedurende 8 maanden met koortsachtigen ijver zou zijn gewerkt. Inderdaad is de vaart door genoemde straat, welke vol zandbanken ligt en waar voorheen betonning zoo goed als geheel ontbrak, zeer gevaarlijk. De baai, waaraan PakHoi ligt, lijkt van de reede van die plaats gezien bij laag water, een groote modderbank. Zelfs voor schepen van niet meer dan 2500 ton is het manoeuvreeren op die reede reeds zeer moeilijk. Wat de Japanners bewogen heeft, behalve PakHoi dat overi gens voor het grijpen lag ook NanNing te nemen, is bezwaarlijk 57

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 59