der Chineesche zaak te zijn, doch daarentegen China voor een
zekeren ondergang te behoeden, ontdekt heeft, dat de regeering te
Tokio, of wellicht de militairen in China, niet denzelfden uitleg
aan die drie voorwaarden van Konoye geven als hij, en hij zich
eerst zekerheid wil verschaffen, alvorens met de Japanners in
zee te gaan. Doch het is ook mogelijk, dat Wang tot de overtuiging
is gekomen, dat Tokio hem vooral daarom zoo pousseert, omdat
men die onmiddellijk door Tokio te erkennen regeering liefst
zoo spoedig mogelijk zou zien tot stand gebracht, teneinde haar
te kunnen uitspelen bij de eventueele onderhandelingen over een
nieuw handelsverdrag met de Vereenigde Staten, waarmede het
bestaande verdrag op 26 Januari a.s. afloopt. Zeker zijnde, dat de
Amerikanen niet bereid zullen zijn een nieuw verdrag te sluiten,
indien hun niet hun oude rechten in China worden teruggegeven,
w.o. in de eerste plaats te noemen de vrije handel op de YangTze
en de Parelrivier, zoowel als op de treaty ports aan de kust, willen
de Japanners vóór 26 Januari de verantwoordelijkheid voor het
verbod van dien handel overschuiven op de schouders van hun
,,puppet"-regeering te NanKing.1 Op die wijze zouden dan de
Japanners hopen den Amerikanen hun troef uit handen te slaan,
want dan zou alleen de NanKing-regeering te beslissen hebben
over de openstelling van die rivieren. En met die regeering zouden
de Amerikanen alléén kunnen onderhandelen, indien zij haar
erkenden, wat zij niet voornemens zijn te doen. Precies dezelfde
situatie dus als de Japanners in ManChuKuo hebben geschapen.
Als echter de Japansche regeering meent mogelijk voordeel te
kunnen behalen in haar buitenlandsche politiek door middel van
de WangChingWei-regeering, dan is het duidelijk, dat WangChing-
Wei meent, dat de Japansche regeering hem daarvoor moet betalen
door gunstiger condities. Deze condities, zoo blijkt het uit Wang's
courant, beginnen meer en meer die van de regeering te Chung-
King te naderen. Ook Wang begint meer en meer den nadruk te
leggen op de meest volledige erkenning van China's souvereiniteit
en integriteit, blijkende uit het opgeven door de Japanners van de
militaire bezetting van het land, teruggave aan China van alle
thans door de Japanners geëxploiteerde spoorwegen, telegraaf en
andere diensten, teruggave van alle onteigende en door de Japan
ners wederrechtelijk in bezit genomen fabrieken en mijnen, ont
binding van de Japansche monopoliën, welke zelfs den Chineezen
beletten handel te drijven.
Het is duidelijk, dat de Japansche regeering om van de mili
tairen maar niet te spreken niet veel lust kan hebben op
zulke voorwaarden in te gaan. Maar wat staat er te gebeuren,
indien de onderhandelingen met de WangChingWei-regeering op
niets uitloopen, nu de Japansche regeering min of meer te kennen
heeft gegeven, dat die nieuwe centrale regeering het einde zou
beteekenen van het Chineesche incident Wat zal het Japansche
volk zeggen, dat zoo op die beëindiging hoopt
62 ShangHai, 5 December 1939.