3. GRONDSLAGEN EN HANTEERING VAN
NEUTRALITEITSREGELEN
door
M. D. SCHAAFSMA,
Kapitein van den Generalen Staf.
(Vervolg; zie I.M.T. 1939 nr. 11).
B. Het „Verdrag nopens de rechten en verplichtingen der
onzijdige mogendheden in geval van zeeoorlog" (XHIde Haagsche
Conventie van 1907 of Zeeonzijdigheidsverdrag Z.O.V.)-
De Hooge Contracteerende Partijen
Ten einde de verschillen van meening, die, in geval van zee
oorlog, nog bestaan op het stuk der betrekkingen tusschen de
onzijdige Mogendheden en de oorlogvoerende Mogendheden te
verminderen en de moeilijkheden te voorkomen, waartoe deze
aanleiding zouden kunnen geven
Overwegende dat, indien men het niet reeds nu eens kan wor
den over de bepalingen, die zich uitstrekken tot alle omstandig
heden, welke zich in de practijk kunnen voordoen, het niettemin
van onbetwistbaar nut is, binnen de perken van het mogelijke,
algemeene regelen vast te stellen voor het geval de oorlog ongeluk
kigerwijze kwam uit te breken
Overwegende dat, in de niet door dit Verdrag voorziene geval
len, rekening behoort te worden gehouden met de algemeene
beginselen van het volkenrecht
Overwegende dat het wenschelijk is, dat de Mogendheden nauw
keurige voorschriften uitvaardigen om de gevolgen te regelen van
den toestand van onzijdigheid, dien zij mochten hebben aan
genomen
Overwegende dat het voor de onzijdige Mogendheden een
erkende plicht is onpartijdig op de verschillende oorlogvoerenden
de door haar aangenomen regelen toe te passen
Overwegende dat, in dezen gedachtengangdie regelen in beginsel
tijdens den oorlog niet mogen worden gewijzigd door een onzijdige
Mogendheid, behoudens in geval de opgedane ondervinding de
noodzakelijkheid daarvan aantoonde voor de handhaving van hare
rechten
Zijn overeengekomen de volgende algemeene regelen in acht te
nemen, die bovendien geenerlei inbreuk bedoelen te maken op de
bepalingen van de bestaande algemeene verdragen en zijn omtrent
de volgende bepalingen overeengekomen
5