Artikel 6. De overdrachtonder welken titel ook, van oor
logsschepen, munitie of eenigerlei oorlogsmateriaal, rechtstreeks
of middellijk door een onzijdige Mogendheid aan een oorlogvoe
rende Mogendheid gedaan, is verboden.
Artikel 7. Een onzijdige Mogendheid is niet gehouden te
beletten den uit- of doorvoer voor rekening van een der oorlog
voerenden, van wapenen, munitie en in het algemeen van al wat
voor een leger of vloot dienstig kan zijn.
Vorenstaande artikelen zijn elkanders tegenhanger overdracht
van de opgesomde goederen is den neutralen Staten wèl, neutra
len personen niet verboden. Voorts zijn de goederen in artikel 7
ruimer omschreven dan in artikel 6.
Overdracht door onzijdige Mogendheden zou lijnrecht in strijd
zijn met het begrip neutraliteit zoodat de verbodsbepaling van
artikel 6 welhaast overbodig schijnt. In dit licht bezien is het
merkwaardig dat dit artikel in tegenstelling met artikel 7 niet
voorkomt in het L.O.V., hoewel beide artikelen betrekking heb
ben op zaken, die zoowel bij de oorlogvoering te land als die ter
zee dienstig zijn 150). Echter moet worden toegegeven, dat artikel
6 inderdaad van meer belang is voor het zee-onzijdigheidsrecht
Kunz althans legt het zoo uit, dat op grond daarvan de elders in
het Z.O.V. toegestane levering van kolen, levensmiddelen aan
belligerente oorlogsschepen aan den neutralen Staat verboden en
derhalve slechts aan particulieren veroorloofd is 151).
In de jaren 1914-1918 deed de Nederlandsche Regeering uit zee
aangespoeld of vandaar binnengebracht oorlogsmateriaal inter
neeren op grond van de overweging, dat artikel 6 haar overdracht
verbood „onder welken titel ook" 152). Francois acht deze moti
veering niet sterkz.i. doelt de verboden overdracht op levering
en niet op teruggave, doch dit doet n.o.m. aan de juistheid van den
maatregel niet af. Toegegeven moet echter worden, dat de door
Fauchille mede opgegeven reden, dat de onzijdige Mogendheid
zich heeft te onthouden van elke handeling, welke een versterking
van een der oorlogvoerende partijen beduidt, houdbaarder voor
komt. Hoe het zij, de Nederlandsche opvatting werd van Britsche
zijde bestreden men was van meening, dat m.b.t. aangespoeld of
binnengebracht oorlogsmateriaal dezelfde gedragslijn diende te
worden gevolgd als t.a.v. schipbreukelingen. Onze regeering ver-
eenigde zich o.i. terecht niet met dit standpuntde over-
Vanselow, blz. 440 Somlo-Walz, blz. 210.
m) Kunz, blz. 240. De Nederlandsche Regeering weigerde tijdens den
wereldoorlog zelfs het verleenen van vergunning voor uitvoer van bergings-
materieel, bestemd om ten behoeve van een oorlogvoerende een door den
vijand tot zinken gebracht vaartuig te lichten. Zie Francois, blz. 547.
1M) 'Fauchille, 1470 Francois, blz. 538.
114