het verstrekken van een handleiding voor hygiëne en prophy
laxis aan iederen militair en het boekje „Over militaire opvoe
ding" aan officieren
b. zedelijke vorming, militaire opvoeding en karakter-ontwik
keling, met speciale aandacht voor het ontwikkelen van de
gevoelens van militaire traditie, soldateneer en korpsgeest.
In de vorige artikelen is betoogd hoe rationeel de combinatie
van beide methoden is. Zeer terecht staat in het M.O. „Tusschen
de lichamelijke en zedelijke opvoeding bestaat een nauw verband".
Naar mijn vaste overtuiging is er bij den doorsnee-militair, boven
het reeds bestaande peil van goeden militairen geest, nog een
flinke dosis goede wil aanwezig, doch latent.
Deze komt nog niet voldoende tot uiting, o.a. doordat nog te
veel gewerkt wordt op het bijbrengen van parate kennis („de
losse feiten van ons weten") en te weinig op het vergrooten van
inzicht („de verbonden kennis")bezieling, traditie, enz. De resul
taten bij het depót zijn reeds mooi. De daadwerkelijke medewer
king van den troepenofficier doet haar gunstigen invloed gelden.
Wat 'bij het depót bereikt is, is nog slechts als een begin te be
schouwen.
Uiteraard mag een dergelijke scholing inzake hygiëne en mili
taire opvoeding van de aanstaande officieren (en onderofficieren)
van fundamenteele beteekenis worden geacht. De vraag in hoe
verre dit geschiedt, kan moeilijk worden beoordeeld. In veree-
nigingsverslagen van de N.I.O.V. en in enkele artikelen (Jenae,
Org. NIOV. 1919, blz. 745 Krom, id. 1919, blz. 995 Bakker, id.
1923, blz. 162 e.v., Posthumus, id. 1932 Org. NIOV. 1934, blz. 133
en 251 e.v.) kwam meerdere malen tot uiting dat ernstig betwij
feld werd of aan de K.M.A. voldoende de kiem was gelegd voor
de paedagogische en psychologische belangstelling bij de adspirant-
officieren. Bij mondelinge gedachtenwisseling hierover was de
uitspraak, dat deze opleiding in paedagogie en hygiëne als onvol
doende moet worden gequalificeerd. Daartoe de grondslagen te
leggen is m.i. practisch niet moeilijk te verwezenlijken, daar het
in deze niet aankomt op quantiteit, doch uitsluitend op qualiteit.
142
III. Specifieke maatregelen.
Naast het intensieve onderricht in hygiëne kunnen voor de belangrijkste
ziekten in het leger aparte „consignes" en raadgevingen worden opgesteld b-
De bestrijding van geslachtsziekten is een zoo veelzijdig probleem en is
van zoo groot belang, 2) dat alleen de vermelding van „consignes zeer
onvolledig zou zijn. Voor alles is o.i. noodzakelijk, dat door ieder verant
woordelijk militair wordt beseft, dat persoonlijke invloed van groot belang
b Voor malaria is dit in ons leger reeds eenige jaren het geval. Red.
2) Vooral in oorlogstijd, door de toeneming van het aantal gevallen, o.a.
door moedwillige besmetting of het nalaten van prophylaxis.