Op grond van vorenstaande overwegingen kunnen de volgende
algemeene richtlijnen worden vastgesteld betreffende de aan het
tractiematerieel te stellen artilleristisch-technische voorwaarden
voor wat betreft
a. tractiematerieel voor de gevechtsbatterijen
b. materieel voor het vervoer van staven, telefoonpatrouilles,
pionierafdeeling e.d.
c. tractie- en ander vervoermaterieel voor de gevechtstreinen.
ad a. Het streven moet zijn, trekkers in te voeren, waarmede
de gevechtsbatterijen van de mortieren en het veldkanon (met een
zekeren munitievoorraad en het bedieningspersoneel, dat op deze
trekkers zal moeten plaats nemen)
le. lang de vlakke wegen een gemiddelde uursnelheid kunnen
bereiken van 35 a 40 km, rijdende met groote afstanden
tusschen de voertuigen, terwijl in colonne rijdende een
gemiddelde uursnelheid van 25 km gedurende langen tijd
moet kunnen worden volgehouden zoo mogelijk ware tevens
te voldoen aan den eisch dat de infanterie in de marschcolonne
kan worden gevolgd
2e. door voor deze artillerie geëigend terrein (d.w.z. door ter
rein, waarin deze artillerie zal moeten optreden) zich kunnen
verplaatsen met een gemiddelde snelheid van 7 km per uur.
Voor het middelbare geschut kan men dan van dezen eisch
een groot deel laten vallen
3e. voorts zullen met het oog op de zichtbaarheid en de trefbaar-
heid de voertuigen zoo laag mogelijk moeten worden gehouden.
De hiervoren sub 2e gestelde voorwaarden zullen, als zijnde
de meest essentieele, in het navolgende een weinig nader worden
omschreven.
Vooropstellende, dat voor kleine terreinwerkzaamheden als
verbetering van opmarschwegen, bij de batterijen wordt beschikt
over pioniergereedschap en dat in vele gevallen het maken van
kleine omwegen ter vermijding van terreinhindernissen geen
bezwaar meer vormt, werd voor een vlotte verplaatsing met een
last langs de wegen en door het terrein van de trekkers voor het
lichtere veldgeschut in algemeenen zin geëischt, dat aan de vol
gende voorwaarden zou kunnen worden voldaan
met een redelijke snelheid rijden langs geasfalteerde wegen
zonder zware hellingen
het overwinnen van dijkjes, steile randen, galangans e.d. tot
een hoogte van 70 cm, ook indien een aantal van deze
hindernissen op korten afstand achter elkander zijn gelegen,
zoowel in stijgende als in dalende richting
het overtrekken van veelvuldig voorkomende waterloopjes,
slootjes, greppels, tot een breede van 1 m, zonder gebruik
te maken van hulpmiddelen
151