minister van oorlog 18.000 opgaf. Indien men het Japansche ver liescijfer van bijna 130.000 met 3 vermenigvuldigt, waardoor men op 390.000 komt, heeft men het Chineesche cijfer. Stelt men de Japansche verliezen op ongeveer 300.000 man per jaar, dan is men vermoedelijk niet ver van de waarheid. In den aanvang van den oorlog hebben de Chineesche auto riteiten toegegeven, dat hun verliezen ongeveer het zesvoudige bedroegen van die der Japanners. In de gevechten na den val van de WuHan-steden, zeggen zij, is die verhouding gansch anders geworden, dikwijls 1 op 1 of zelfs nog ongunstiger voor de Japan ners, hetgeen daaruit wordt verklaard, dat zoowel in den oorlog in het gebergte, als in den guerilla-oorlog de Japanners niet van hun betere bewapening aan artillerie, tanks en vliegtuigen kunnen gebruik maken. Een verhouding van 1 op 15, zooals de Japanners opgeven voor den geheelen duur van den oorlog lijkt op grond van deze en andere overwegingen wel heel onwaarschijnlijk. Het kan, gezien deze ontstellende verliescijfers, geen verwon dering baren, dat de Japansche autoriteiten bij de herziening van de „Military Secrets Protection Law" onder punt 2 der nieuwe bepalingen hebben opgenomen, dat geheim moet worden gehou den de verliezen aan menschen en krijgsmaterieel van de strijd krachten aan het front. Hoewel uit de bovenvermelde cijfers duidelijk blijkt, dat de hevigheid van den strijd nog in het minst niet is verzwakt, heeft het zwaartepunt der agressie tegen China zich toch naar het poli tieke terrein verlegd. Tenminste aan Japansche zijde. Men is daar thans wel tot de conclusie gekomen, dat het leger niet in staat is den oorlog tot een gunstig einde te brengen. Van de militairen is niet te verwachten, dat zij zul'ks zullen toegeven, laat staan inzien. De Chineezen wenschen niets liever dan vrede, zij zijn bereid na het sluiten van den vrede op economisch gebied in de volste harmonie met de Japanners samen te werken, maar het leger moet China ontruimen, alvorens over vrede kan worden gepraat. En aangezien de Chineesche regeering daartoe het Japan sche leger kan overreden noch dwingen, en omgekeerd de Japan sche militairen geen kans zien haar den tegenstand te doen opge ven, tracht de Japansche regeering, buiten deze twee machten om tot een vrede te komen met een door haar in China uit afvallige Chineezen opgebouwde „puppet"-regeering. De Japansche regeering kan op die wijze misschien bij het Japansche volk de illusie verwekken, dat het incident daarmede afgeloopen is en het Japansche volk den zoo vurig gewenschten vrede verkregen heeft, in wezen wordt daardoor echter niets aan den toestand van oorlog veranderd, vertoonen de Japansche uitgaven steeds schrikbaren- der cijfers en stijgt de economische nood in Japan. Deze dreigt nu nog verhoogd te worden door het wapen, dat de Vereenigde Staten zich gesmeed hebben tegen Japan uit de opzegging van het han- 162

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 62