delsverdrag van 1911, een wapen, dat de V.S. dreigen te bezigen
om 'het hun in China door de Japanners gedane onrecht ongedaan
te maken.
Het door al zijn vrienden verlaten Japan heeft voor deze
bedreiging al moeten wijken. In de barrière, welke de militairen
om China hadden opgebouwd, ten einde daaruit de westerlingen
in de toekomst te weren, is een eerste bres geschoten. De Japan-
sche regeering zag zich genoodzaakt de JangTze, zij het ook slechts
gedeeltelijk, onder onbekende beperkende bepalingen, en op een
nog onbekenden datum in de toekomst, te openen voor de wester-
sche scheepvaart. Het gedeelte, dat daarvoor in aanmerking zou
komen, ligt tusschen de monding en NanKing, of juister tusschen
KiangYin en NanKing (300 km), want het riviergedeelte tusschen
KiangYin, waar de C'hineesche versperring lag, en de riviermon
ding was nimmer voor de buitenlandsche scheepvaart gesloten.
Maar juist op dat riviergedeelte heeft de westersche scheepvaart
gedurende welhaast twee jaar volop gelegenheid gehad te erva
ren, dat eene openstelling van het riviergedeelte KiangYinNan
King weinig of geen zin heeft, wanneer niet tegelijkertijd den
westerlingen gelijkheid van rechten op handels- en transport
gebied wordt verzekerd. Dit zou beteekenen een tweede bres in
de barricade, n.l. opheffing van alle op dat gebied door de Japan
ners geschapen monopoliën (welke zelfs de Chineezen uitsluiten
van industrie, handel en transport in hun eigen land). En zelfs
wanneer al deze belemmeringen opgeheven zijn, dan is die open
stelling toch nog slechts te beschouwen als een „token of goodwill"
en meer niet, want aan het open te stellen riviergedeelte liggen
zoo goed als geen handelssteden. Die er liggen zijn dood, en wat
er nog aan vervoer gebleven is, kan de spoorbaan ShangHai
NanKing (ook al een monopolie) gemakkelijk af. NanKing is nooit
een handelsstad van eenige beteekenis geweest. Van beteekenis
waren WuHu (rijst) en HanKow (300 km boven NanKing), waar
alle uitvoerproducten van tal van provincies in Midden-China
voor verscheping werden aangevoerd.
De openstelling van het riviergedeelte NanKingHanKow zou
de Japanners echter in groote ongelegenheid brengen. Tusschen
WuHu en KiuKiang misschien zelfs nog hooger op beheer-
schen de Chineezen vrijwel volkomen beide rivieroevers, en
beschieten zelfs met artillerie lustig alle passeerende Japan-
sche schepen. De Japanners bezitten daar slechts de verlaten
steden als AnKing, KweiChih en andere. Nog kort geleden, zoo
verzekeren de Chineezen, terwijl de Japanners dit van zelf spre
kend ontkennen, heeft op dit traject de Chineesche artillerie tot
tweemaal toe een transportschip in den grond geboord. Hoe kunnen
de Japanners bij het heerschen van dergelijke toestanden dat
gedeelte van de JangTze dan openstellen
163