zal echter duidelijk blijken, dat dit het eenige standpunt is, het
welk in tal van gevallen geen aanleiding geeft tot verwikkelingen.
Een punt van overeenkomst tusschen de artikelen 1 van het
L.O.V. en het Z.O.V. is, dat beide een plicht opleggen aan de
oorlogvoerenden. Meer nog dan voor het neutraliteitsrecht te land
is zulks voor dat recht ter zee van vérstrekkende beteekenis. Hier
zou een aan onzijdigen opgelegde plicht, overal in hun territoriale
wateren schendingen van hun neutraliteit tegen te gaan, zelfs de
sterkste mogendheden voor een onuitvoerbare taak stellen. Ander
zijds houdt het opleggen aan de oorlogvoerenden van de in artikel
1 Z.O.V. omschreven verplichting niet in, dat de onzijdigen zich
kunnen bepalen tot lijdelijk toezien zij zijn gehouden, binnen het
bereik van hun middelen toezicht uit te oefenen op het nakomen
van die verplichting en dat nakomen zoo noodig af te dwingen
(zie de artt. 25 en 26)Houdt men daarbij nog in het oog de reeds
eerder ter sprake gebrachte neiging van de oorlogvoerenden, met
de onzijdigen van meening te verschillen over hetgeen binnen het
bereik van de middelen van laatstgenoemden ligt, dan behoeft het
wel geen nader betoog, dat ook de aan de neutralen opgelegde
beperkte verplichting in gebieden van grooten omvang als onze
archipel dwingt tot groote krachtsinspanning.
Een volgend punt van overeenkomst tusschen artikel 1 L.O.V.
en artikel 1 Z.O.V. is, dat beide een algemeene verbodsbepaling
bevatten, welke in het L.O.V. in de artikelen 2 en 3, in het Z.O.V.
in de artikelen 2, 4 en 5 nader doch geenszins uitputtend is uitge
werkt. Van belang is dat laatstgenoemde artikelen stellige regelen
geven.
Artikel 3. Wanneer een vaartuig prijs gemaakt is in de terri
toriale wateren eener onzijdige Mogendheid, moet die Mogendheid,
indien de prijs nog binnen haar rechtsgebied is, de middelen aan
wenden waar zij over beschikt, opdat de prijs met haar officieren
en bemanning worde vrijgelaten en opdat de bemanning, die door
den prijsmaker aan boord geplaatst is, geïnterneerd worde.
Indien de prijs buiten het rechtsgebied der onzijdige Mogend
heid is, moet de Regeering van den prijsmaker op aanvrage dier
Mogendheid de prijs met haar officieren en bemanning vrijlaten.
Verbood artikel 2 den oorlogvoerenden het maken van prijzen
in de territoriale wateren der onzijdigen, artikel 3, eerste alinea,
legt den neutralen te dien aanzien een verplichting op. Hoewel
het in de jaren 19141918 herhaaldelijk is voorgekomen dat oor
logvoerenden binnen onzijdige wateren, derhalve in strijd met
artikel 2, vijandelijke handelingen pleegden ten aanzien van koop
vaardijschepen, vermeldt geen der geraadpleegde bronnen een
geval waarin prijsmaking binnen onzijdig rechtsgebied reeds door
optreden binnen dat. gebied door den betrokken neutrale werd
teniet gedaan. Vrij groot is daarentegen het aantal voorbeelden
109