D. Van de Javabode van 23 Januari 1940 ontleenen wij 182 Ten slotte nog een punt, dat zeker van groot belang is en waarover wel wat luchtigjes wordt heengeloopen. Heeft men wel eens bedacht, op hoeveel van die drie slagkruisers in Indië met zekerheid kan worden gerekend? Een vraag, die daarom van belang is, omdat het initiatief van een mogelijken vijandelijken aanval op onzen archipel geheel bij den tegenstander berust en deze daarvoor het voor hem gunstigste moment zal kiezen. Nu heeft de ervaring, met onze lichte kruisers in Indië opgedaan, geleerd, dat in de practijk een kruiser zes maanden van het jaar in onderhoud of herstelling op een werf moet liggen. Zeer zeker zal dit ook met de slagkruisers van 26.000 ton het geval zijn, als die gedurende 25 jaren dienst moeten blijven doen. Het is alweer jammer, dat het rapport der commissie-Kan destijds niet is gepubliceerd, daar dit ongetwijfeld aan den onderhouds- en herstel- lingstijd van kruisers alle aandacht zal hebben gewijd. Dit rapport is echter ter griffie van de Kamers neergelegd. Blijkt ook daarin een stilligperiode van zes maanden per jaar genoemd te zijn, dan zal men dits bij een totaal van drie slagkruisers met zekerheid slechts op ander half schip, in de practijk dus één slagkruiser kunnen rekenen. Moet men daarmede het meesterschap ter zee in den archipel bevechten in een gebied, bijna zoo groot als twee derden van Europa? Waarlijk, het regeeringsvoorstel, ontdaan van reclame, romantiek en sentiment en geschraagd door waarlijk steekhoudende argumenten, belooft een groote verrassing te worden VOLWAARDIGE SCHEPEN. „Slagkruisers op den Oceaan". In een artikel „Slagkruisers op den Oceaan", geschreven naar aan leiding van den zeeslag bij Montevideo en opgenomen in het Januari nummer van „Onze Vloot", wordt opgemerkt Had de „Graf Spee" naast het zware geschut eveneens behoorlijk pantser gehad en tevens een kruisersnelheid bezeten, dan zou er geen sprake van zijn geweest, dat zware of lichte kruisers met eenige kans op succes tot den aanval hadden kunnen overgaan, maar dan had de „Graf Spee" deze kruisers, zonder zelf kans op ernstige beschadiging te loopen, eenvoudig „afgemaakt". Doch dan was de „Graf Spee" ook geen „vestzak"-slagschip van 10.000 ton geweest, maar een slagkruiser van ten minste 26.000 ton. Want pantser en snelheid eischen nu een maal zeer veel gewicht. De Duitsche scheepsbouwers en ook de Duitsche Marine-leiding waren hiermede zeer goed bekend, het verdrag van Versailles liet ech ter voor Duitschland geen hoogere tonnage toe dan 10.000 ton. Toen Duitschland zich los van dit onheilvolle verdrag voelde, ging de Marine leiding zich afvragenhoeveel ton waterverplaatsing zal een zwaar schip moeten krijgen met behoud van het uitstekende 28 cm-kanon, dat behoorlijk pantser en behoorlijke snelheid en een volledige bat terij van 8 of 9 kanons heeft Welnu „Rartjes" zou dit antwoord hebben kunnen geven, n.l. tel bij deze 10.000 ton om te beginnen 9000 ton voor pantser-bescherming op voorts het gewicht van de machine installatie ter verkrijging van het machine-vermogen om een schip van die grootte een snelheid te geven van ongeveer 30 zeemijlen per uur, plus ongeveer 1500 ton voor de uitbreiding van het aantal kanons en voorts de accommodatie voor een 60 pet. grootere bemanning dan de „vestzak"-klasse, groote luchtafweerbatterij (e.a. 14 kanons van 10,5 a.l.), enz., enz., zoodat men tenslotte komt op een tonnage van 26.000 ton.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 82