194
van het 'groote vliegtuigmoederschip Courageous, alsmede de geweldige
beveiligingsmaatregelen, welke de Duitsclhe onderzeebootbedreiging de Engel-
söhe vloot en scheepvaart oplegt, zijn voor ons eenige duidelijke lessen.
Juist omdat de onderzeeboot stand kan houden, als andere zeestrijdkrachten
voor overmacht moeten wijken, achten wij dit strijdmiddel voor de Indische
defensie van bijzonder belang. Daar komt bij, dat de technische ontwikkeling
en uitrusting van de onderzeeboot een offensief optreden, al dan niet
in groepsverband, tot een niet meer te verwaarloozen mogelijkheid heeft
gemaakt. Het eertijds geldende dogma, dat de onderzeeboot als het ware
steeds gekoppeld behoorde te zijn aan het zwaardere bovenwatermaterieel
is niet meer als juist te beschouwen. De onderzeeboot heeft naast haar
waarde als hulpwapen in een harmonisch samengestelde vloot, tevens be-
teekenis gekregen als zelfstandig optredend operatief orgaan.
b) Voorts komt S. tot de conclusie, dat het bomvliegtuig ongeschikt is
om als „kern" van een vloot op te treden. Wel is waar heeft het vliegtuig
dank zij zijn groote snelheid en actieradius het initiatief bij den aanval op
alle gronddoelen, snelloopende oorlogsschepen niet uitgezonderd, doch S.
acht zijn slagkracht tegen vijandelijke kruisers en slagschepen slechts „een
klein kinderknuistje".
Ook hier treft ons weer de weinig objectieve kijk van S. op de waarde
van het moderne bomvliegtuig. Behalve met talrijke subjectief gekleurde
„sneers" op de z.g. „luchtmachtenthousiasten", waardoor zijn betoog eerder
wordt verzwakt dan versterkt, tracht S. zijn conclusie te staven met ver
schillende voorbeelden uit het Jap.-Chin, conflict en den Spaanschen burger
oorlog. Afgezien van het feit, dat uit evenbedoelde conflicten nog geen vast
staande conclusies zijn te trekken omtrent de krijgskundige waarde van
het homvliegtuig in den zeeoorlog 2), stelt S. zich bij zijn beschouwingen
wederom op een te theoretisch standpunt met o.i. te weinig werkelijkheidszin
voor de bijzondere omstandigheden ten aanzien van ons geval. Hier toch
geldt evenals bij de onderzeeboot als zwaartepunt het zoeken naar een
machtsorgaan, dat niet voor overmacht ter zee behoeft te wijken en het
initiatief tot den aanval te allen tijde kan blijven behouden. Daartoe nu
leent zich in onze verhoudingen het bombardeervliegtuig bij uitstek. De
verschillende eilanden, waaruit onze Archipel bestaat, laten in voldoende
mate den aanleg van binnenwaarts gelegen, reeds van nature beschermde,
vliegvelden toe, zoodat Ned.-Indië bedekt kan zijn met een net van vlieg-
2) Marineschrijvers wijzen er gaarne op, dat de Royal Oak en de Coura
geous tot het oudere type behaoren, en dat de moderne slagschepen door
hun ingebouwde talrijke waterdichte schotten niet meer door een enkelen
torpedotreffer tot zinken zijn te brengen. Dit neemt echter niet weg, dat een
dergelijk modern slagschip na een torpedotreffer niettemin in haar beweeg
lijkheid en daardoor in haar slagvaardigheid ten zeerste wordt beperkt.
Bedenkt men daarbij dat zulk een in onzen Archipel ageerend vij. schip ver
van zijn reparatiebasis is verwijderd, dan behoeft het geen betoog, dat zijn
toestand weinig benijdenswaardig is en de kans groot is, dat het bij volgende
aanvallen wordt vernietigd.
2) Niemand minder dan de tegenwoordige Eerste Lord der Br. Admiraliteit,
Winston Churchill, verklaarde t.a.v. den Spaanschen burgeroorlog, dat deze
„een bijzonder geval was en dat, wat daar voorviel geen zuiver beeld geeft
van de toekomstige eventualiteiten". Evenmin zijn uit den Chin.-Jap. oorlog
juiste conclusies te trekken voor den strijd tusschen het vlg. en het boven
waterschip. Alleen de practische resultaten van den thans gevoerden oorlog
zullen wellicht deze strijdvraag grondig kunnen oplossen. [Zie voor enkele
ervaringen uit dezen laatsten oorlog het artikel van Vice Adm. b.d. Mr. J. C.
Jager„Het vliegtuig in den zeeoorlog" (I.M.T. 1939 nr. 11, bl. 1066 e.v.)
en de publicaties van den Am. journalist Carter in het dagblad „Mirror"
(I.M.T. 1940 nr. 1, bl. 83 e.v.)].