196 door heeft de vuuropening veel later plaats dan bij de objeetvdd. te land met als gevolg dat in den tijd, dat het vlg. aangrijpbaar is, veel minder projectielen kunnen worden afgevuurd, hetgeen uiteraard van belangrijken invloed is op de trefkans. Een berekening leert zelfs, dat de tijd, dat het vlg. daadwerkelijk onder vuur kan worden genomen, gemiddeld 60 sec. bedra gende bij landld.geschut, tot gem. 30 sec. bij scheepsld.geschut wordt terug gebracht, d.i. dus tot de helft 1). c. De onmogelijkheid om aan boord de windinvloeden op de verschillende hoogten te meten, waardoor de juiste ligging van het trefpunt in ongunstigen zin wordt beïnvloed. Zulks spreekt vooral, wanneer andere schepen gaan medevuren, omdat alsdan t.o.v. het vlg. zijdelingsche hoeksnelheden optreden, waarbij de windinvloeden een groote rol gaan spelen. (2) S. wil voorts de trefkans van de bommenwerpers doen verminderen door het aangevallen schip zigzagsgewijs te laten varen, doch ziet daarbij over het hoofd, dat tijdens de ontwijkmanoeuvre de trefkans van de op dat schip opgestelde Id.batterijen tot practisch nul wordt gereduceerd, daar juiste inmetingen op het av.vlg. alsdan niet mogelijk zijn. (3) De bombardeervlgn. vallen als regel niet afzonderlijk aan, doch in groepsverbanden, waarmede een min of meer dicht trefferpatroon kan wor den geworpen. Voorts is het de tactiek om uit verschillende richtingen en op verschillende vlieghoogten kort op elkaar volgend aan te vallen, teneinde de vij. luchtafweergegevens te desorganiseeren. (4) Niet alleen de „near miss" is hetgeen S. ook erkent als een treffer te beschouwen, doch ook een bomtreffer, welke niet in staat is om het bovenpantser (bijv. bij slagschepen) te doorboren. Een dergelijke treffer toch veroorzaakt als regel reeds een zoodanige vernieling van den boven bouw, dat het vuurleidingmechanisme (en ev. het bewegingsmechanisme) van het scheepsgeschut geheel of gedeeltelijk buiten werking wordt gesteld, zoodat het schip ook al blijft het nog varende aan gevechtswaarde belangrijk heeft ingeboet. (5) Voorts kan bij bewolking, hetgeen boven onze tropische wateren geen groote zeldzaamheid is, het bomvlg. vaak onopgemerkt naderen en verrassend in duikvlucht zijn aanval uitvoeren. Uit het voorgaande moge derhalve blijken, dat de zoo hoog opgegeven afweerkracht van bovenwaterschepen tegen luchtaanvallen nog veel te wen- schen overlaat en dat daardoor deze schepen ondanks hun luchtafweer- middelen nog steeds aanvaardbare doelen voor bommenwerpers blijven. Wij spreken dan nog niet eens over de vliegkampschepen, die door hun geringe wendbaarheid en kwetsbare landingsdekken, ondanks het daarop geplaatste luchtafweergeschut, wel in hooge mate „attractive targets" zijn. Voorts zij te dezer plaatse nog eens gereleveerd, dat het voor ons gunstigste moment om de slagluchtmacht van landbommenwerpers in te zetten, dat is waarop de vij. op de plaats van zijn bestemming is gekomen en daar tot de landing van zijn troepen, voorraden a.a. overgaat om een operatiebasis in x) Het is niet onvermakelijk, dat S. het groote afweervermogen van het scheepsld.geschut wil aantoonen door te vermelden, dat het Fransche Atlan tische eskader over 164 stukken ld.geschut beschikt, tegen 500 a 600 stukken noodig voor de vdd. van geheel Frankrijk. Bedenkt men echter, dat op een oorlogsschip alles wat niet medewerkt tot den geschutsstrijd ter zee (dus ook den luchtafweer) ten koste gaat van de eigenlijke taak, nl. den zee strijd, dan wil het groote aantal Id.batterijen, dat men bij het Fr. Atl. eskader op de schepen noodzakelijk acht, o.i. juist blijk geven van de geringe waarde, welke men aan op schepen opgesteld ld.geschut toekent. Ook het vuur van ld.mitrn. van 24 cm met z.g. lichtspoorprojectielen, waarbij men tevens met stereoscopische kijkers langs optischen weg het vuur op het doel (het vij. vlg.) tracht te brengen, heeft op hooger dan 2000 m aanvallende vlgn. (hetgeen als regel zal geschieden) weinig practische resul taten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 96