319
als zijn meening te kennen, dat de artillerie bij het door mj. Gade aange
nomen munitieverbruik en de door hem voorgestelde taakverdeeling niet
aan haar opdracht zal voldoen (M.W.M. 11) Gnl. Marx beaamt dit in
Einige Betrachtungen zur „Feuerwalze" (M.W. 26), hoewel hij er aan toe
voegt, dat zulks in tegenspraak schijnt met de ervaringen in Polen, alwaar
de noodig gebleken hoeveelheid geschut en munitie ver is gebleven beneden
de aannamen van mj. Gade. Evenwel is hier aldus S. niet opgetreden
tegen sterk bezette, volgens hedendaagsche begrippen versterkte, stellingen.
Voorts vestigt gnl. Marx nog de aandacht op enkele moeilijkheden, waar
mede de uitvoerders hebben te kampen. 1. In sterk geaccidenteerd terrein
kan het voorkomen, dat de toename aan opzethoogte bij het maken van
een sprong teniet wordt gedaan, ja zelfs wordt overtroffen, door de afname
van den terreinhoek. In deze gevallen zit er niet anders op dan dat de
betrokken bijn. haar vuur nog verder naar voren verleggen overgang op
een eventueel beschikbare kleinere lading is practisch onuitvoerbaar. 2. Bij
oploopend terrein kan de spreiding op het terrein zoo sterk afnemen, dat
de noodzaak ontstaat, voor de „hoofdwals" nog een „voorwals" te leggen.
3. De weersinvloeden kunnen tijdens het afgeven van de geheele vuurwals,
welke wel van 2 tot 6 km kan loopen, gelijk worden genomenmet
invloeden als dVo moet men om de 500 m rekening houden. 4. Sprongen
van 100 m hebben slechts zin indien nauwkeurig wordt gericht. Mogen
S.'s beschouwingen voor ons van weinig practische beteekenis zijn, zij ver
helderen het inzicht in de moeilijkheden, verbonden aan de voorbereiding
en de afgifte van een goed liggende vuurwals.
Sch.
Intendance.
In het T.v.Dgk. van November 1939 Afl. Nr. 21 is een uitgebreid artikel
opgenomen getiteld De beteekenis der chemische strijdmiddelen voor den
dierenarts door Prof. Dr. A. Klarenbeek waarin o.a. de volgende onderwer
pen worden behandeld waarvan de kennis ook voor de Intendance van
belang is besmetting, ontsmetting en bruikbaarheid van veevoeder, van
menschelijk voedsel van dierlijken oorsprong en van water.
S. begint met nadrukkelijk te verwijzen naar Richters, Hoogeveen en
Visser, dcor wie deze materie uitvoeriger werd besproken. S. wil volstaan
met de aandacht te vestigen op enkele hoofdbegrippen, waarvan de kennis
bij de beoordeeling en de ontsmetting van voedsel, respectievelijk water
noodig is.
De gevarengraad van contact, respectievelijk gebruik van besmet voedsel
wordt beheerscht door den aard van de chemische strijdstof, de duur der
inwerking en de concentratie van het chemische gif in de atmosfeer. De
grootste gevaren leveren de vertegenwoordigers der mosterdgasgroep en der
arseenhoudende niesverwekkers op. Het als fijne motregen verstoven mos
terdgas bijv. verdwijnt door de langzame verdamping bij normale tempe
raturen zeer langzaam en vormt dan gedurende vele dagen bij daarvoor
geschikte weersomstandigheden als geringen wind, geen zonwarmte, geen
regen (hydrolyse)een ernstig gevaar als contactgift en inhalatiegifde
arseenhoudende vaste deeltjes der niesverwekkers worden spoedig als zoo
danig onschadelijk gemaakt, maar de omzettingsproducten zijn deels weer
arseenhoudend en kunnen bij voedering vergiftiging geven, indien de
totale hoeveelheid arseen, welke genuttigd wordt, daarvoor voldoende is.
De belangrijkste maatregelen ter ontsmetting levert de natuur zelfde
grootste vijand der chemische strijdstoffen zijn wind, zon en water, waarbij
ook de tijd een belangrijke rol kan spelen. In de practijk der vegetatie
ontsmetting moet men de ontgiftiging der gewassen veelal geheel aan deze
factoren overlaten.
Besmetting met strijdstoffen uit de phosgeengroep ook chloorpicrine
kan snel en afdoende door luchten en zonnen worden teniet gedaan
respectievelijk door watercontact (hierbij uitgezonderd chloorpicrine)Ook