overigens (als thans in alle werelddeelen) slechts in geval van zee-
nood of averij, stelde in artikel 8 N. P. '14 vast, dat het tijds
verloop van 24 uur voor elkander vijandige oorlogsschepen gold
t.a.v. eenzelfde werelddeel, terwijl v.w.b. het vertrek van een oor
logsschip na een handelsvaartuig onder de vlag van de tegenpartij
zelfs slechts werd gesproken over het rechtsgebied. Dit was wel
het andere uiterste deze redactie zou, naar de letter genomen,
bijv. het vertrek van een Duitsch oorlogsschip uit Sabang of zelfs
IJmuiden afhankelijk stellen van dat van Britsche handelsvaar
tuigen uit Soerabaia, hetgeen ook weer niet de bedoeling van artikel
16 Z. O. V. is. In de practijk is het voorschrift dan ook niet letterlijk
opgevolgd de Nederlandsche Regeering bepaalde nml., dat het
vertrek zoodanig diende te worden geregeld, dat onmiddellijke
vervolging van een schip van den tegenstander zooveel doenlijk
zou zijn verijdeld1S2)Deze bedoeling komt thans duidelijk tot
uitdrukking in artikel 9 N. P. '39. („oorlogsschepen van tegen
elkander oorlogvoerende partijen, zich gelijktijdig in
elkanders nabijheid in het rechtsgebied bevinden" v.w.b. een
oorlogsschip van de eene en een handelsvaartuig van de andere
oorlogvoerende partij „dezelfde of een nabijgelegen haven of
reede"). T.a.v. het Panamakanaal leggen de Ver. Staten geen ver
band tusschen de tijdstippen van vertrek van de beide eind
punten 1S3)
Een volgende onvolkomendheid is, dat de vertrek-regel v.w.b.
oorlogsschepen onderling zich bepaalt tot het geval dat zij zich
gelijktijdig in een onzijdige haven of reede bevinden. In 1914
gebeurde het te Punta Arenas dat 16 uur na het vertrek van een
Duitsch oorlogsschip een Britsche kruiser binnenliep, welke 2 uur
later weder vertrok. De Chileensche autoriteiten maakten geen
bezwaren omdat beide vaartuigen niet gelijktijdig aanwezig waren
geweestwas het Duitsche schip een handelsvaartuig geweest, dan
zou de Britsche kruiser ook de letter van artikel 16 hebben over
treden 183)
Een derde leemte is, dat de laatste alinea van dat artikel slechts
het vertrek van de aldaar bedoelde oorlogsschepen aan banden
legt. Daardoor zou een oorlogvoerende partij een oorlogsvaartuig
van de wederpartij kunnen dwingen, in de onzijdige haven of reede
te blijven door met tusschenpoozen koopvaardijschepen vandaar
te laten vertrekken zulks is tijdens den wereldoorlog meermalen
en soms met succes beproefd184). Vandaar dat art. 4 lid 4,
Sc. N. P. '38 bepaalt, dat „de bevoegde autoriteiten het vertrek
der schepen zoodanig zullen regelen, dat onnoodige verlenging van
het verblijf van het oorlogsschip wordt voorkomen" noch de It.,
noch de Ned. N. P. kennen soortgelijke bijzondere voorschriften.
U2) Francois, blz. 521 Zeeman, blz. 744.
JM) B.I.J.I. Oct. '39, blz. 326.
Somlo-Walz, blz. 229 Vanselow, blz. 456 zie ook Zeeman, blz. 741.
223