Artikel 17. In de onzijdige havens en reeden kunnen oorlogs schepen van een oorlogvoerende hun averijen slechts in zoover herstellenals voor de veiligheid in de vaart onmisbaar is, en niet op eenigerlei wijze hun strijdkracht versterken. De onzijdige overheid stelt den aard vast der te verrichten herstellingen, die zoo snel mogelijk moeten worden uitgevoerd. Het in de eersten zin van artikel 17 neergelegde voorschrift werd ook vóór 1907 reeds algemeen aanvaardechter openbaarde zich omstreeks 1900 de opvatting, dat het niet gold voor door gevechtshandelingen veroorzaakte averij. Uiteraard is dit punt ter Tweede Haagsche Vredesconferentie ter sprake gebrachtde nieuwe opvatting werd toen door Engeland, Japan en Portugal voorgestaan op grond van de bewering, dat een neutrale Staat niets mag doen of toelaten ter opheffing van de gevolgen van een oorlogsdaad. Deze bewering gaat evenwel gelijk prof. Francois opmerkt en met voorbeelden aantoont te ver (vergelijk de bij de behandeling van art. 6 genoemde door Fauchille aangegeven norm, dat de onzijdige Mogendheid zich heeft te onthouden van elke handeling, welke een versterking van een der oorlogvoerende partijen beduidt). Bovendien bestaat nog het practische, door den rapporteur Renault in zijn verslag vermelde, bezwaar van de moeilijkheid, welke veelal zal bestaan, den waren aard van de averij vast te stellen „sans se livrer a des mesures inquisitoriales". Hoewel in het Z. O. V. dan ook niet erkend, heeft vorenaange- duide opvatting veld gewonnen zoo verbieden de ontwerp-con- ventie van Havana van 1928 en de Amerikaansche N. Pn. '04 en '39 herstel van in het gevecht opgeloopen averij. Nederland heeft dit onderscheid niet gemaakt en maakt het ook nu nietde twijfel, welken de aan artikel 17 vrijwel woordelijk ontleende tekst van art. 6 N. P. '14 nog zou kunnen laten is in art. 6 onder 1° N. P. '39 opgeheven door de tusschenvoeging „onverschillig door welke oor zaak ontstaan" 185) Een moeilijk punt bij de hanteering van het voorschrift blijft uiteraard de beoordeeling van wat „onmisbaar is voor de veilig heid van de vaart". In groote trekken moet daaronder worden verstaan dat het drijfvermogen verzekerd is, het schip bestuur baar is en dit een matige vaart kan loopen naar deze beginselen werd gehandeld bij het herstel te IJmuiden van den in Januari 1917 na een gevecht met een Engelsohen kruiser doch zonder door dezen te zijn achtervolgd zwaar gehavend binnengeloopen Duit- schen jager V 69 lse) Evenals t.a.v. de door het Z. O. V. toegelaten bevoorrading (I. M. T. 1940, blz. 114) geldt m.b.t. de door artikel 17 toegelaten 224 Frangois, blz. 515 van Oordt, blz. 86 Fauchille, 1463'Vanselow, blz. 456 Somlo-Walz, blz. 230 Kunz, blz. 251 B.I.J.I. Oct. '39, blz. 309. 130) Francois, blz. 518.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 12