beschikt. Dit nadeel is o.i. wel aanvaardbaar onder voorwaarde
dat de bataljonscommandant zich de beschikking voorbehoudt over
een of meer compagniesreserven, welke dan zoo mogelijk op
ruimen afstand achter de vuurlinie behooren te worden opgesteld.
Ook door het in de hand houden van een deel van de mitrailleurs
en van de mortieren (beschermd door een kleine afdeeling voor
rechtstreeksche beveiliging) kan de bataljonscommandant invloed
blijven uitoefenen op het gevecht, voor geval de vijand in een der
compagniesvakken binnendringt.
Uit het vorenstaande moge blijken, dat bij het innemen van
breede fronten de fuseliereenheden in hoofdzaak haar plaats
vinden in die terreingedeelten, welke bepaaldelijk door vuur- en
door stootkracht moeten worden bezet, hetzij om een binnen
dringen dan wel om een verder doordringen in de stelling te
beletten, terwijl het ruime aantal mitrailleurs ingedeeld bij het
huidige bataljon den commandant in staat stelt de tactisch
gewenschte krachtsverhouding tusschen de eerste en de tweede
linie te bewerkstelligen.
Voor het zelfstandig optredende bataljon echter wordt het
bepalen van den inzet van fuseliereenheden veel moeilijker. Een
niet onbelangrijk deel van het bataljon toch zal dan afgezonderd
worden, voor gevechtsbeveiliging, vleugelbescherming, plaatselijke
reserves en algemeene reserves. Voor deze doeleinden zullen in
hoofdzaak onderdeelen van de fuseliercompagnieën moeten wor
den gebruikt, terwijl daarnaast ook de vuurlinie door stootkracht
moet worden bezet. In dit geval kan zich, ondanks de grootere
vuurkracht van het bataljon in vergelijking met vroeger, de
behoefte voordoen aan meer fuseliereenheden.
Een fuseliercompagnie in bataljonsverband, welke een maximale
frontbreedte krijgt toegewezen, zal bij inzet van twee sectiën in
de vuurlinie noodgedwongen een deel van het front onbezet moe
ten laten. Hoofdzaak is echter dat het tusschengelegen terrein
krachtig door vuur wordt bestreken, hetzij door flankeerend opge
stelde mitrailleurs en karabijnmitrailleurs der voorsectiën, dan
wel door de achter het niet-bezette gedeelte geplaatste compagnies
reserve. Dit laatste kan evenwel geen toepassing vinden voor geval
de bataljonscommandant een servituut op het gebruik van de
compagniesreserve heeft gelegd. Weliswaar behoeft in dit geval
de compagniesreserve t.a.v. de nabijverdediging niet werkeloos te
blijven, maar wel moet zij op elk gewenscht moment zijn vrij te
maken om ter beschikking van den bataljonscommandant te wor
den gesteld zij zal daartoe in het vuurplan zuiver als versterking
van het vuur der mitrailleurs en van de voorsectiën moeten
optreden.
De vraag zou gesteld kunnen worden of ook bij de compagnie
bij een verdediging om tijdwinst een inzet van alle eenheden in
voorste lijn, dus in de vuurlinie, toelaatbaar is.
235