het innevelen van den verdediger, waardoor diens uitzicht wordt belemmerd, en dus diens wapenwerking benadeeld het doen uitvoeren van luchtbombardementen op dan wel beschieten van de kustartillerie-opstellingen, waarnemings posten, e.d. het doen uitvoeren van luchtaanvallen in scheervlucht op de voorste infanterie-opstellingen tijdens en na de landing, van het moment af dat de scheepsartillerie het vuur moet staken of naar achteren verleggen het verrichten van schijnlandingen of nevenlandingen, om de reserves in bepaalde terreinen te binden of daarheen te lokken. Het beeld ziet er, indien de aanvaller over relatief voldoende scheepsartillerie en vliegtuigen beschikt, wat dit betreft voor den verdediger dus weinig gunstiger uit dan bij den oorlog te land, en indien de verdediger zich daartegen niet door bijzondere maat regelen veilig stelt, zal hij zich het voordeel dat de directe kust verdediging kan opleveren n.l. het onder moordend vuur nemen van de landende troepen tijdens de voor hen meest funeste periode, n.l. tijdens het verlaten van de sloepen en het waden naar de kust zien ontgaan. Het deugdelijk versterken van het terrein is dus hij directe kust verdediging een gebiedende eisch, al zou men op het eerste gezicht wellicht anders verwachten. Aannemende zooals door verschillende schrijvers geschiedt dat bij een landing de transport- (c.q. oorlogs-) schepen 250 300 m uit elkaar liggen, en per schip tegelijk 5 sleepen van 6 sloepen (a 30 man) kunnen afvaren, dan komt per 250300 m dus een bataljon infanterie op de kust, of anders gezegd per strek kende meter 2 tot 3 man. Wanneer we ons voor oogen stellen dat een aan weerszijden aangeleund bataljon, dat den aanval op een stelling met kracht over een groote diepte moet kunnen voortzetten volgens A.T.V. II een frontbreedte van 400600 m (en de noodige diepte) heeft, dan volgt hieruit eenerzijds, dat op de door ons onderstelde wijze landende infanterie door de groote masseering zeer kwetsbaar is, doch anderzijds indien door voldoende artilleristische en andere voorbereiding de landing slaagt plaatselijk ook een relatief groote gevechtskracht heeft, hetgeen noozakelijk is om landwaarts in door te kunnen dringen en een bruggehoofdstelling te kunnen innemen vóór de verdediger gelegenheid heeft gehad andere dan plaatselijke reserves aan te trekken. Het zal mede op grond van de resultaten van de verkenning der voorgenomen landingsstrook van het inzicht van den aan valler afhangen of hij over een breed front met een betrekkelijk ijl eerste echelon zal landen, dan wel tegenover een bepaald kust- gedeelte door verdichting van het le echelon een zwaartepunt zal 254

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 42