Artikel 12 laat vaststelling door de onzijdige Mogendheden van afwijkingen op den 24-uurs-regel volkomen toe, mits die Mogend heden terzake bijzondere voorschriften uitvaardigen. De vraag rijst, in hoeverre zij daarin in het meerdere kunnen gaan zonder in botsing te komen met de strekking van het artikel. N.o.m. begeeft men zich bij vaststelling van in vorengenoemden zin afwijkende bepalingen op een hellend vlak er is een begin aan, doch op den duur geen eind 172). Hier komt nog bij, dat het toestaan aan belli- gerente oorlogsschepen, zij het slechts 24 uur, om onverschillig welke reden ook in neutrale havens enz. te verblijven, al evenzeer als het onbeperkt toestaan van eenvoudige doorvaart door neutrale territoriale wateren (artikel 6 Z. O. V.) een ongemotiveerde vrijgevigheid is, welke aanleiding kan geven tot verschillende vormen van misbruik 178)Dat toepassing van den 24-uurs-regel op onderzeebooten nog minder gewenscht is, behoeft geen nader betoog na hetgeen m.b.t. deze vaartuigen op blz. 117 en in noot 165 werd opgemerkt. Het is dan n.o.m. ook terecht, dat Nederland en België den 24-uurs-regel niet toepassen zoodoende worden de hiervoor aangegeven bezwaren en misbruiken voorkomen. Artikel 13. Indien een Mogendheid, welke in kennis is gesteld van de opening der vijandelijkheden verneemt, dat een oorlogs schip van een oorlogvoerende zich in een harer havens en reeden of in hare territoriale wateren bevindt, moet zij aan gezegd schip te kennen geven, dat het binnen 24 uur of binnen den door de plaatselijke wet voorgeschreven termijn moet vertrekken. Het zal duidelijk zijn, dat het door Duitschland t.a.v. artikel 12 gemaakte voorbehoud eveneens geldt t.a.v. artikel 13. Voorts achten enkele schrijvers artikel 13 overbodig omdat de daarin bedoelde schepen bij het uitbreken van den oorlog onmiddellijk zouden komen te vallen onder artikel 12 m)Dit oordeel is n.o.m. gegrond op de aanname van algemeene aanvaarding van den 24- uurs-regel nu daarvan blijkens de door Nederland in 19141918 en thans gevolgde gedragslijn geen sprake is, heeft artikel 13 wel degelijk reden van bestaan. Het is dan ook terug te vinden in artikel 7 N. P. '14 en artikel 8 N. P. '39, m.d.v. dat in eerstgenoemde N. P. werd gesproken van vertrek „binnen 24 uren na de afkon diging dezer bepalingen", in laatstgenoemde N. P. van „binnen den door de plaatselijke autoriteiten voorgeschreven termijn". Dit ver schil in redactie spruit daaruit voort, dat de 24-uurs-regel in 1914 in de overzeesche gebieden tot op zekere hoogte toepassing vond hetgeen thans niet het geval is en de N. P. telkenmale opnieuw werd afgekondigd wanneer een nieuwe Staat zich in de rij van 219 17-) Vanselow, blz. 452 Somlo-Walz, blz. 226. 173) Francois, blz. 519 Oppenheim 347. Zeeman, blz. 741.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 7