295
indrukwekkende wijze het feit te herdenken, dat, honderd vijf-en-
twintig jaar geleden, de Militaire Willemsorde werd ingesteld. In Indië
heeft zich een comité gevormd, dat beoogt op den herdenkingsdag
alle in Indië aanwezige ridders naar Java te brengen en hen daar
nog eenmaal te doen samenzijn in eigen groot verband. Dit sympa
thieke initiatief biedt een goede gelegenheid de waardeering tot uiting
te brengen van het grootsche militaire werk, dat in meer dan een
eeuw in onzen archipel is tot stand gebracht, een werk, waarin de
met de Willemsorde getooiden „uitstekende daden van moed, beleid en
trouw" hebben verricht. Moed, beleid en trouw, het zijn de woorden,
die in den „aanhef" van de betrokken wet van 30 April 1815 voorkomen
Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat het toeleggen van ver-
eerende belooningen aan, en het dragen der daartoe behoorende teeke
nen of decoratiën door diegenen, welke zich van de pligten, aan de
krijgsdienst te water en te lande verbonden, door uitstekende daden
van moed, beleid en trouw hebben gekweten, bijzonder geschikt is tot
opwakkering en aankweeking dier krijgshaftige deugdenzoo dan
heeft Koning Willem I bepaald, dat de Militaire Willemsorde zou
worden ingesteld, eenige maanden vóór den grooten worstelstrijd op
de velden van Waterloo, de eerste en eenige Nederlandsche militaire
ridderorde, gesticht iin ernstige en gevaarlijke tijden.
Toen in 1890 de Militaire Willemsorde vijf-en-zeventig jaar bestond,
verscheen van de hand van de beide ridder-kapiteins Winckel en
Hooyer een boekje, waarin zij, zooals wij hierboven reeds citeerden,
vooral den nadruk hebben gelegd op het feit, dat de Koning de orde
stichtte aan den vooravond van een der grootste wereldgebeurtenissen
van den nieuweren tijd. Welbewust beoogde de Vorst een prikkel te
geven tot het verrichten van groote daden en tot het aankweeken van
krijgshaftige deugden. Het eeremetaal, waaraan Koning Willem I zijn
naam heeft gegeven, heeft tot op dezen dag zijn hooge beteekenis onge
rept gehouden. Vorstentelgen en eenvoudige soldaten en matrozen wer
den dragers van het B.idderkruis, met verkregen door gunsten, maar
uitsluitend door welbewezen daden van moed, beleid en trouw. Het
Nederlandsche leger kreeg zijn eerste ridders van Quatre Bras en
Waterloo nauwelijks een jaar later kon de Nederlandsche Marine haar
eersten lauwerkrans aan de Militaire Willemsorde vlechten. Winckler
en Hooyer hebben een lange reeks van heldendaden opgesomd, beloond
met de toekenning van het eeremetaal daden, waaraan onze Indische
krijgsgeschiedenis in het bijzonder rijk is. Onze zeemacht heeft daarin
haar roemrijk aandeel gehad.
Een jaar ongeveer na de bij Waterloo bevochten zege, was onze
zeemacht geroepen de eer van de Nederlandsche vlag op de Middel-
landsche Zee te handhaven. De Bey van Algiers, die zoowel de Britsche
als de Nederlandsche vlag had gehoond, en die de geheele Middelland-
sche Zee door zeeroof onveilig maakte, bleef doof voor alle vertoogen
van de Britsche en Nederlandsche regeeringen. Toen werd gesloten den
Algierschen vorst met geweld tot rede te brengen. Aan vice-admiraal
Jhr. T. F. van der Capellen werd opdracht gegeven aan het hoofd van
een Nederlandsch eskader van zes oorlogsschepen, te zamen voerende
honderdzeventig stukken geschut, de onderneming te helpen volvoeren,
waarvan eenmaal Nederland's grootste zeeheld, De Ruyter, had getuigd
„dat het genoegzaam onmogelijk was de schepen van den Bey van
Algiers achter hun moelje havendam te vernielen". Het doel werd
echter volkomen bereikt en na een zee hevig bombardement, waardoor
bijna de geheele Algerijnsche vloot en een groot gedeelte van de stad
werden vernietigd, besloot de Bey zich aan de vroeger aangeboden
voorwaarden te onderwerpen. Door de officieren en de schepelingen
was met de grootste koelbloedigheid gestreden. Dit schitterende succes