D. De Javabode van 12 Februari 1940 bevat het volgende
artikel
296
bij Algiers bracht onze Marine de eerste Militaire Willemsordede
benoeming tot Grootkruisridder der Orde van vice-admiraal Van der
Capellen, een welverdiende hulde in zijn persoon aan de zeemacht
gebracht. Ook de Marine heeft haar groote ridders gehad. De luitenant
ter zee der tweede klas, Jan van Speyk, die op 5 Februari 1881 zijn
naam onsterfelijk maakte, was ridder in de Militaire Willemsorde. Bij
tal van koloniale expedities heeft zij uitgeblonken, als was in onze
koloniale oorlogen uiteraard de grootste rol aan het leger toebedeeld.
De lange heldenstoet, getooid met het ridderkruis der Militaire Wil
lemsorde, trekt in de herinnering voorbij, helden, wier bloed den
Indischen bodem heeft doordrenkt, voor de eer van Neêrland's vlag.
Een stoet, waarin de sergeants Ponggoh en Kaligis meeloopen en de
groote generaals Van Heutsz, Van Swieten, Swart en die schitterende
figuur onder de ridderlijke aanvoerders generaal Michiels, die in een
donkeren nacht op Bali bij een verraderlijken overval den dood vond.
Onze Indische krijgsgeschiedenis is immers rijk aan heldendaden, waar
aan de namen wij noemden er hier slechts enkele van tal van
ridders zijn verbonden. Slechts enkele malen heeft een korps, ingevolge
art. 18 der statuten van de Orde, de eer genoten, dat zijn vaandel met
het teeken der Willemsorde werd versierddit was o.a. het zevende
veldbataljon van het Indische leger, dat in 1849 die onderscheiding
genoot, toen het het onneembaar geachte Djogaraga in onze handen
deed vallen, en het is het derde veldbataljon van dat leger geweest,
dat zich in de eerste jaren van den Atjeh-oorlog zoozeer met roem
overdekte, dat in 1897 het Ridderkruis aan zijn banieren werd gehecht.
De M.W.O. werd ingesteld tot belooning van „uitstekende daden van
moed, beleid en trouw, bedreven door diegenen, die zoo ter zee als
te land, in welke betrekking ook en zonder onderscheid van stand of
rang, den Koning en het Vaderland dienen". Opgericht in spannende
dagen, valt de honderd-vijf-en-twintig-jarige herdenking in dagen
van gevaar, in een tijd waarin wederom wordt gerekend op daden van
moed, beleid en trouw, welke zoo'n schitterende en roemrijke traditie
hebben, die voorleeft in onze krijgsgeschiedenis te land en ter zee.
SLAGKRUISERS VOOR INDIË.
Zooals in ons ochtendblad gemeld, heeft blijkens eene officieele ver
klaring vervat in de memorie van antwoord betreffende de Indische
begrooting voor 1940 de regeering in Nederland besloten den aan
bouw te bevorderen van een drietal slagkruisers. Een wetsvoordracht
terzake zal te zijner tijd, nadat de Volksraad is gehoord, aan het oor
deel van het Parlement worden onderworpen.
Voor het oogenblik valt daarbij slechts het volgende aan te teekenen:
Als het Holland werkelijk ernst was, zou men voorloopig reeds
begonnen zijn met den bouw der slagkruisers voor te bereiden, voor
uitloopend op de goedkeuring.
Wat den toestand in den Pacific aangaat, is het wel zeer simpel te
veronderstellen dat de ontwikkeling daarvan zal wachten tot 'onze
slagkruisers gereed zijn, afgezien nog van de vraag of zij daarop van
grooten invloed kunnen zijn.
Zoolang niet meerdere gegevens beschikbaar zijn, behouden wij ons
oordeel voor.
In afwachting daarvan echter aarzelen wij niet den bouw van
alléén drie slagkruisers eene dwaasheid te noemen, welke zich zal
wreken.