Precies hetzelfde dus, wat ik in mijn laatste artikelen betoogd heb en
waarom ik tot de conclusie gekomen ben, dat als men Indië met een
vloot beveiligen wil, aanbouw van groote slagschepen een nood
zakelijke vereischte is. Ik heb daarvoor verwezen naar het rapport van
de Staatscommissie van 1912, welk rapport, ofschoon bijna dertig jaar
geleden uitgebracht, nog actueel is, wat van latere rapporten zeker niet
altijd gezegd kan worden. De scheepsbouw-techniek is in die 30 jaar
enorm vooruitgegaan en thans zal men inplaats van slagschepen van
21.000 ton tot die van 35.000 ton moeten overgaan, om tegen de
vijandelijke slagschepen opgewassen te zijn.
ZELFS NIET VOOR 20 pCt.
Ziet de tegenwoordige regeering kans de plannen van de staatscom
missie 1912 tot de hare te maken en, zonder de ontwikkeling van onze
moreele en cultureele kracht te schaden, gelden beschikbaar te stellen
voor den bouw van aanvankelijk vijf en over tien jaren van nog eens
vier slagschepen van 35.000 ton met de onmisbare omlijsting van
lichte kruisers, vliegtuigmoederschip en jagers, voorts op West-Java
een goede vlootbasis voor die vloot in te richten en daarnaast de lucht
vloot te versterken, dan zal ik voor zoodanig plan zeker niet minder
enthusiast pleiten dan welke marineman ook. Maar voor drie slag
kruisers van ruim 25.000 ton, die Indië niet voor 100% veilig stellen,
maar evenmin voor 50%, ja zelfs voor geen 20%, kan iemand, die weet,
dat die schepen voor zwaarder bewapende en zwaarder gepantserde
slagschepen op de vlucht moeten gaan, dit onmogelijk doen.
Voor den leek, die het cardinale verschil, dat er bestaat tusschen
slagkruisers en slagschepen, wellicht niet kent en beide soorten over
dezelfde kam scheert, is het zeker niet ondienstig dit punt wat nader
te beschouwen. Het kenmerkende onderscheid ligt hierin, dat bij het
slagschip bewapening en pantsering hoofdzaak zijn en de snelheid eerst
in de derde plaats komt, terwijl bij den slagkruiser terwille van de
veel grootere snelheid bewapening en pantsering aanmerkelijk geringer
moeten vallen. Wanneer men van de Britsche vloot den slagkruiser
Renown vergelijkt met de slagschepen Nelson en Ramillies,
tusschen welke beide hij, wat tonnenmaat betreft, in ligt, dan ziet men
het volgende
Tonnenmaat
aantal en soort zware kanonnen
middelbare kanonnen
dikte pantsering dek
breede zijde
geschuttorens
snelheid in zeemijlen per uur
„Renown" „Nelson" „Ramillies"
32000 ton 33900 ton 29150 ton
6 van 38 cm
12 van 10 cm
76 mm
229
279
31,5
9 van 40,5
12 van 15,
159 mm
355
406
23,5
8 van 38
12 van 15
102 mm
330
350
22
Hieruit blijkt wel zeer duidelijk de veel krachtiger bewapening en
pantsering der slagschepen, waardoor zij in het zeegevecht verre de
overhand zullen hebben over de slagkruisers. Alleen, wanneer het
aantal slagkruisers belangrijk in de meerderheid zou zijn boven dat der
slagschepen, zouden zij eenige kans op het winnen van den strijd kun
nen hebben, maar bij een sterkte van slechts drie slagkruisers is dit
uitgesloten. Allereerst omdat slagkruisers, vooral bij een aanhoudend
verblijf in de warme gewesten, zeer veel onderhoud vereischen, wil
het schip in zijn vaartijd volkomen gevechtsgereed zijn en zijn maxi
mum snelheid kunnen ontwikkelen, waarop het bij dit soort kruisers
die vaak den strijd moeten ontloopen, bovenal
aankomt. Voorts moeten deze schepen -zoo is althans de opzet
25 jaren in de vlootsterkte als volwaardige slagkruisers meeloopen