oorlogvoerenden plaatste. Thans is de redactie algemeener wij wijzen in dit verband op artikel 14, lid (3) van het nog onverkort van kracht zijnde Toelatingsbesluit vreemde oorlogsschepen (Stbl. 1937 no. 188) luidend „Oorlogsschepen van vreemde mogendheden met hun luchtvaartuigen, die krachtens dit besluit in het rechts gebied van N.-I., Suriname of Curacao vertoeven, zijn in elk geval verplicht binnen zes uren zee te kiezen zoodra zij daartoe een uitnoodiging van of vanwege den Landvoogd hebben ontvangen". Artikel 14. Een oorlogsschip van een oorlogvoerende kan zijn verblijf in een onzijdige haven niet verder dan den wettelijken duur rekken, dan terzake van averijen of wegens de gesteldheid der zee. Het moet vertrekken, zoodra de oorzaak der vertraging is vervallen. De regelen op de beperking van het verblijf in de onzijdige havens, reeden en wateren zijn niet toepasselijk op oorlogsschepen, uitsluitend gebezigd voor een godsdienstige, wetenschappelijke of menschlievende zending. Met den in de eerste alinea van artikel 14 genoemden wettelijken duur wordt bedoeld de reeds besproken door artikel 12 aangegeven duur. Tijdens de samenstelling van het Z. O. V. is nog de vraag gerezen, of overschrijding niet mede diende te worden toegestaan ingeval de bevoorrading, omschreven in artikel 19, niet binnen den wettelijken duur van het verblijf zou kunnen plaats hebben bij de terzake gehouden stemming onthielden de Ver. Staten zich, terwijl China, Engeland, Japan, Portugal en Spanje tegenstem den175). Werd artikel 14 derhalve niet in vorenstaanden zin aan gevuld, wel leidde de gedachtenwisseling tot verzachting van de voorgestelde redactie van de derde alinea van artikel 19 17°) Andere vragen, welke ook voor ons van belang zijn omdat art. 6 onder 1° N. P. '39 t.a.v. averij en zeenood een uitzondering maakt op het verbod van binnenkomst, luiden, of onder averij zoowel gevechts- als zeeaverij moet worden verstaan, of na los komen na stranding dan wel herstel van averij nog een verblijf van 24 uur moet worden toegestaan, alsmede of aan de overschrij ding van den wettelijken duur van het verblijf geen grenzen zijn gesteld deze vragen zullen beantwoording vinden bij de behan deling van artikel 17. Nog zij aangeteekend, dat de Commissie van onderzoek in 1907 nadrukkelijk voorstelde, in de eerste alinea van artikel 14 voor „havens" te lezen „havens, reeden en wateren" de Amerikaansche N. Pn. '14 en '39 zijn daarmede in overeenstemming 177) 175) Vanselow, blz. 453 Somlo-Walz, blz. 226. 17°) De voorgestelde redactie luidde de voorziening van levensmiddelen en brandstof geven geen recht op verlenging van den wettelijken duur van het verblijf. Zie Fauchille, 1463s. 177) Vanselow, blz. 454Somlo-Walz, blz. 226. 220

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 8