307
ons konden worden geplukt. Dit moet echter worden gezien in het kader
van de toenmaals heerschende intemationaal-politieke toestanden en ver
houdingen en in het licht van den toenmaligen stand der scheepstechniek.
Nederland was indertijd aan zijn volksbestaan verplicht om een dynamische
buitemlandsche politiekx) te voeren, daar de omliggende staten een sterk
uitgesproken egocentrische politiek nastreefden, waardoor een uitwisseling
van grondstoffen en waarden slechts op onvolkomen en voor Nederland
onvoldoende wijze kon plaats hebben. Nederland was dus verplicht zijn
behoeften elders te halen en zulks was destijds mogelijk, omdat de wereld
toen nog geopolitiek2) gesproken zeer veel „ledige" ruimten3) bezat,
met name Afrika en de „Indiën". Het is ontegenzeggelijk de groote verdienste
geweest van ons Nederlanders, dat wij de mogelijkheden, welke toen
bestonden, hebben aangevoeld en uitgebuit. Het was toen dat Nederland,
in tegenstelling met de andere Eur. landen, een „dynamische" en „imperialis
tische" zee-politiek is gaan voeren. Het bouwde een machtige handelsvloot
op, gesteund door een sterke oorlogsvloot, welke ook daadwerkelijk het
meesterschap ter zee kon bevechten. Daar de door onze handelsscheepvaart
over zee aangevoerde koloniale grondstoffen en producten in een groote
behoefte voorzagen, ook t.a.v. de overige Eur. staten, geraakte Nederl. tot
bloei. Zulks bleef uiteraard in het toenmalige buitenland niet onopgemerkt
en het wekte begrijpelijkerwijs aldaar de afgunst op. Het is historisch bezien
voorts volkomen begrijpelijk, dat Engeland als eilandrijk, het eerst de
waarde van de door ons gevoerde dynamische zee-politiek heeft ingezien
en vervolgens met kracht naar de hegemonie ter zee heeft gestreefd. Enge
land is er in geslaagd dit doel te bereiken en tot op dten huidigen dag de
opperheerschappij ter zee te behouden. Zoo is dus de huidige toestand en
met deze realiteit dient volledig rekening te worden gehouden. Wij zullen
ons derhalve goed voor oogen dienen te stellen, dat Eng. deze hegemonie
ter zee thans een levensbehoefte voor haar geworden tot eiken prijs
zal trachten te handhaven.
Wanneer S. nu op historische gronden wil gaan bewijzen, dat wij, om
opnieuw tot bloei en macht te geraken, wederom een imperialistische zee-
politiek moeten gaan voeren tot beheersching van de zeewegen, dan geeft
hij o.i. blijk van een onjuiste interpretatie van de historie. Want in de
eerste plaats zal Eng. nimmer dulden, dat welke natie ook zijn zee-hegemonie
in gevaar brengt. Een krachtige en doelbewuste imperialistische zeepolitiek
onzerzijds, welke zich werkelijk ten doel zou stellen de zeewegen te beheer-
schen, zou ons ongetwijfeld al spoedig in botsing brengen met genoemde
maritieme mogendheid. Bovendien hebben zich in het Pacifiegebied andere
rijken tot een maritieme macht ontwikkeld. Ook deze zullen uit welbegrepen
eigenbelang niet kunnen dulden, dat hun maritiem overwicht in gevaar
wordt gebracht. Een imperialistische zeepolitiek onzerzijds bergt dus bij een
krachtige doorvoering in zich een bron van conflicten, of wel zij is bij een
minder krachtige doorvoering, ongevaarlijk en zal van een ev. tegenstander
slechts een ietwat grootere krachtsinspanning vereischen om onze vloot te
eilimineeren. „Imperiale oorlogstaak der Kon. Marine" en „beheersching
der zeewegen" zijn daarom groote woorden zonder reëelen grondslag.
Politiek gezien zijn zij in hun consequenties zelfs niet van gevaren ontbloot.
1) Onder dit begrip wordt verstaan een politiek, welke er op gericht is
steeds grootere machtsgebieden en invloedssferen buiten het eigen land te
verkrijgen. Zie hiervoor o.m. Haushofer„Wehr-geopolitik" en „Geopolitik
des pazifischen Ozeans" en Hedler„Durch Kolonialpolitik zur Weltmacht".
2) De „geopolitiek" stelt zich ten doel de levensvoorwaarden van den
Staat te onderzoeken en de verworven kermis toe te passen bij het politieke
handelen.
3) Hieronder verstaat de geopoliticus, gebieden welke o.m. tot afzetgebied
van goederen kunnen dienen.