308 Doch ook op strategische gronden komt ons de conceptie van S. aan vechtbaar voor. Doorvoering van een imperialistische zeepolitiek is strate gisch slechts mogelijk, wanneer, over het geheele imperium verspreid, beschikt kan worden over vlootsteunpunten, welke het mogelijk maken de vloot daar in te zetten waar haar aanwezigheid voor het bevechten van het meesterschap ter zee nodzakelijk is. Het Engelsche Imperium voldoet aan deze voorwaarde. Het „Nederl. Imperium", om een term te bezigen welke S. zoo gaarne gebruikt, kan aan deze voorwaarde niet voldoen en het zal hieraan op grond van voor de hand liggende redenen ook nimmer kunnen voldoen. Een streven hiernaar zou tevens zijn ondergang zijn in stede van zijn hloei. Zoo staan de zaken op reële basis en niet anders. De conceptie van S. is derhalve mede uit strategische overwegingen onaanvaardbaar. Aangezien een dynamische en imperialistische buitenlandsche politiek derhalve op politieke en strategische gronden niet verantwoord kan worden geacht, dient ook de defensie hiermede rekening te houden. Noodzakelijker wijs zal men dus moeten overgaan tot de z.g. regionale landsverdediging, niet uit beperktheid van visie zooals S. het tracht te doen voorkomen, doch op grond van louter realiteitsoverwegingen. Na aldus het beginsel van onze landsverdediging tot meer reëele proporties te hebben teruggebracht, komt de vraag aan de orde op welke wijze de regionale verdediging van de verschillende deelen van den Staat op de meest doeltreffende wijze is te bewerkstelligen. In het bijzonder m.b.t. een eilandengebied zooals ons Ned.-Indië, dat bovendien niet als geheel autar kisch kan worden aangemerkt en voor den aam- en afvoer min of meer afhankelijk is van de zeewegen. Ter bekorting zullen wij slechts het Ned.-Ind. defensieprobleem nader onder de loupe nemen. Het gaat hier o.i. om de oplossing van twee vraagpunten, t.w. a. op welke wijze en met welke middelen kan Ned.-Indië regionaal het beste worden beveiligd tegen gebiedsschendimg b. op welke wijze en met welke middelen kam de overzeesche aan- en afvoer worden veilig gesteld. Het probleem sub a. is in wezen niets anders dan het probleem van een doeltreffende kustverdediging. Deze visie is reeds voldoende duidelijk belicht in W.J. 1937 en W.J. 1938 Hdstn. I A, zoodat ter zake thans niet in herhalingen behoeft te worden vervallen. In het kort komt het hierop neer, dat wij een rationeele kustverdediging met inbegrip van een snel en krachtig optreden tegen neutraliteitsschendingen het meest achten gewaarborgd door een klein-materieel vloot met een groot aantal onderzeebooten en voorts door een krachtige slagluchtmacht van landbommenwerpers. In dit regionale sys teem van kustverdediging is voor slagkruisers geen plaats, aangezien dit kostbare materieel daar niet tot zijn recht zou komen. Het vraagpunt sub b. vereischt in het licht van de door S. gestelde visie, ietwat ruimere bespreking. Zoowel de oorlog 19141918, als de huidige Eur. oorlog heeft bewezen, dat de beste beveiliging van den overzeeschen aan- en afvoer wordt verkregen door convooivorming, d.w.z. door de handelsschepen in convooi te doen varén, beschermd door zeestrijdkrachten. Hierbij staat dus als eisch voorop de beschikking over een betrekkelijk groot aantal zwaarder bovemwatermaterieel, dat in vereeniging met klein-materieel in staat moet zijn onderzeebootaanvallen en aanvallen van kaperkruisers op het convooi af te slaan. Het behoeft geen betoog, dat het hierbij althans wat het zwaardere bovenwatermaterieel betreft meer aankomt op een grooten actieradius, groote snelheid en een redelijke geschutkracht, dan op een hoog opgevoerd artilleristisch vermogen, hetwelk in tactisch opzicht slechts logisch denkbaar is als kern van een harmonisch samengesteld eskader voor offensieve doeleinden. Ook in het convooi-systeem is derhalve het slagkruisertype niet op logische en op krijgskundige gronden aanvaardbare wijze in te passen. Een ander vraagstuk is of voor de bescherming van convooien met lichte kruisers, slechts voorzien van middelbaar geschut (15 cm) kan worden volstaan, of dat hiervoor het gebruik van zwaardere

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 96