438 sische welwillendheid tegenover Duitschland zou ongetwijfeld haar pond vleesch en vermoedelijk wel het „volle" pond eischen. Gezien de Rus sische aspiraties zouden derhalve de Baltisehe landen èn de Balkan in het geding komen. De Baltisehe staten vielen geheel buiten de Italiaansche belangensfeer, doch de Balkan met zijn netelige historische problemen (Bessarabië, Dardanellen, territoriale ambities van Hongarije, economische beteekenis van Roemenië) kon in een handomdraai in een heksenketel wor den veranderd en daarmede is het Italiaansche belang geenszins gediend. Rust in het oostelijk gedeelte van de Middellandsche Zee, derhalve geen Duitsche, geen Russische maar ook geen Anglo-Fransche beheerschende positie in den Balkan geeft Italië den bestem waarborg, de handen vrij te houden eneigen invloed te verstevigen. Het is dus wel zeer waar schijnlijk, dat over deze zaken eens is ,;gepraat", dat Hitier zijn uiterste best zal hebben gedaan de as uit te bouwen tot een economischen drie hoek en dat Italië, indien mogelijk, tegenover Russisch-Duitsche garanties betreffende den status quo op den Balkan wel genegen zal zijn gevonden tot eenige grootere toeschietelijkheid t.a.v. de U. S. S. R. dan tot nu toe. Zooals gezegdomtrent de bereikte resultaten is nog niets bekend. Wel echter is de Duitsche druk op Roemenië t.a.v. de olieleveranties verzwaard en spreekt de pers over een door Dr. Clodius in Boekarest overhandigd, scherp gesteld memorandum over deze aangelegenheid. Tegelijkertijd heeft Mussolini de banden tusschen Italië en Hongarije nauwer aangehaald en verklaarde de Hongaarsche minister Teleki, dat de beide regeeringen hun beleid ten aanzien van de handhaving van den vrede op den Balkan met elkaar in overeenstemming zullen brengen (wijst dit op een tijdelijk afzien van de Hongaarsche territoriale verlangens doch aan den anderen kant sprak de Fransche minister-president Reynaud krachtige taal, waarbij hij verklaarde met kracht van wapenen „Hitiers aanval op de economische onafhankelijkheid van den Balkan" te breken. Deze gegevens wijzen er wel op, dat Z. O.-Europa in de komende weken een belangrijke rol zal gaan spelen in het wereldgebeuren. Sumner Welles, Roosevelts afgezant, is op weg naar huis, nadat hij in de Europeesche hoofdsteden zijn besprekingen heeft gevoerd. Zijn reeds spreekwoordelijk geworden geslotenheid laat slechts naar de werkelijke beteekenis en de bereikte resultaten gissen. Over het algemeen was men ingenomen met zijn bezoek, alleen Berlijn toonde zich zeer gedesinteres seerd, misschien wel een beetje tè onverschillig om waar te zijn. Dat zijn vermoedelijke vredesmissie niet veel vruchten zal afwerpen mag echter worden verwacht, indien men de vastbeslotenheid en vastberadenheid tot het „uitvechten" van de hangende geschillen en den onverzoenlijken toon uit de belligerente landen in aanmerking neemt. De in de wereldpers ver spreide voorwaarden van „Hitiers vrede", waarbij Engelands positie als maritieme maoht volledig moet worden gebroken en van Engelands eisch „alleen vrede met een Duitschland zonder de huidige Nazi-leiders" brengen de wederzij dsche standpunten niet bepaald dichter bij elkaar Uit het Nabije Oosten werd weinig nieuws vernomen. De geallieerde legermacht schijnt nog voortdurend te groeien door aanvoer van troepen en materieel uit Australië. Het uur is voor deze legermacht nog niet aan gebroken. Door haar aanwezigheid in Klein-Azië en Egypte bezet zij echter een zeer belangrijke strategische positie, van waaruit Italiaansch Lybië, Abessinië, het Suez-kanaal, doch ook de Aziatische kust van de Middelland sche Zee tot de Dardanellen inbegrepen, kan worden beheerscht. In het Verre Oosten vormt de Japansch-Amerikaansche verhouding, mede in verband met het Japansche avontuur in China, nog steeds de „cause célèbre" van den Pacific. De op 26 Januari j.l. ingetreden verdragslooze toe stand tusschen beide landen duurt voortweliswaar heeft dit geen veran dering gebracht in de handelsbeweging tusschen beide staten, doch het feit, dat deze hierdoor op losse schroeven staat, geeft aan het economisch toch

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 111