1940 nr. 1), weshalve een prijs zelf niet in staat is, door overgang
van een deel van haar prijsbemanning op andere schepen ook deze
tot prijs te maken 202). Heeft het prijsgerecht eenmaal uitspraak
gedaan over de prijsmaking, dan houdt het schip naar algemeene
opvatting op, prijs te zijn in den zin van het Z.O.V.. Nederland
paste op grond van de opvatting, dat stipte onzijdigheid de toela
ting verbiedt van door oorlogshandelingen verkregen goederen,
in de jaren 19141918, op door uitoefening van het buitrecht of
requisitie verkregen schepen de bepalingen toe, welke waren uit
gevaardigd t.a.v. prijzen. Derhalve werd geen toestemming ver
leend voor doorvaart door de Schelde van tot goede prijs ver
klaarde, te Antwerpen door de Geallieerden genomen en later
door de Duitschers hernomen, schepen 203).
De artikelen 21 en 22 komen er in de practijk op neer, dat
prijzen aan het regiem van belligerente oorlogsschepen zijn onder
worpen 204)Als gevolg daarvan zou een oorlogvoerende, die niet
overal over havens beschikt, veelal genoodzaakt zijn de prijzen
te vernietigen of vrij te laten aan dit bezwaar komt artikel 23
tegemoet (onder sequestratie in bewaring), doch opvolging van
dit artikel zou herneming van de prijs kunnen uitsluiten 205).
Derhalve maakten Engeland, Japan en de Ver. Staten daartegen
een voorbehoud waardoor het afgescheiden van het feit, dat
het voor Engeland nooit bindend is geworden veel, zoo niet
alles van zijn waarde verloor. Hierin ligt de verklaring dat bijv.
341
M2) Na de vernietiging van de „Emden" bij de Cocos-eilanden in 1914 ging
de overblijvende bemanning over op den prijs gemaakten Britschen schoener
Ayesha, welk schip Padang binnenliep op 27 November 1914. De comman
dant wenschte het te doen beschouwen als hulpkruiser, doch aangezien niet
werd voldaan aan de 3e voorwaarde, werd het behandeld als prijs onder
prijsbemanning. Zie Francois, blz. 339. Een geval van onrechtmatige prijs
making door een prijsbemanning op een ander schip deed zich in Mei 1917
voor m.b.t. een Ned. visschersvaartuigde Duitsche regeering erkende vol
mondig de begane onrechtmatigheid. Francois, blz. 348.
Vanselow, blz. 464 Somlo-Walz, blz. 240Francois, blz. 533 Fau-
chille, 146325 en 1464. Francois is van oordeel, dat de neutrale Mogend
heid volkomen het recht heeft, de toelating aan door een prijsgerecht ver
oordeelde schepen te verbieden, doch dat het te ver gaat, zulks voor de
handhaving van een strikte onzijdigheid te eischen. Vanselow noemt dit zelfs
in strijd met het volkenrecht. Een geval dat een door requisitie verkregen
schip op dezelfde wijze werd behandeld deed zich in Sept. 1916 voor in N.I.
(binnenloopen van het ex Duitsch s.s. Marie). Onjuist is Vanselow's opmer
king (blz. 464) dat dit schip ten onrechte werd beschouwd als prijs.
Francois, blz. 531 Vanselow, blz. 462 Somlo-Walz, blz. 237. Wat
betreft de hoeveelheid in te nemen brandstof week de Ned. Reg. van deze
algemeene gedragslijn af zij stelde aan die hoeveelheid geen grenzen v.w.b.
prijzen of ingevolge de uitspraak van een prijsgerecht onder andere vlag
gekomen koopvaardijschepen omdat de terzake t.a.v. oorlogsschepen geldende
beperkende bepaling strekt ter voorkoming van kruisen, hetgeen de eerder
genoemde schepen is geen geval kunnen. Zie geval van het Britsche s.s.
Hunstrick, ex Duitsch s.s. Belgia te Sabang 28-12-'16 (Frangois, blz. 534).
205) Oppenheim, 328.