geheven (vergelijk artikel 13, tweede alinea L.O.V.) 215). Voorts is het in den wereldoorlog meermalen voorgekomen, dat comman danten van oorlogsbodems, die zagen aankomen dat hun schip zou worden geïnterneerd, tevoren officieren en specialisten „met groot verlof" zonden ten einde dezen aan interneering te onttrek ken en in de gelegenheid te stellen, op eenigerlei wijze weder de strijdmacht te bereiken. Terecht hebben de neutralen zoodanige personen die zij nog konden grijpen, zonder meer doen inter neeren 216) Artikel 25. Een onzijdige Mogendheid is gehouden, het toezicht uit te oefenen dat binnen het bereik der middelen ligt, waarover zij beschikt, om in hare havens of reeden en territoriale wateren elke schending der voorgaande bepalingen te beletten. Artikel 26. De uitoefening door een onzijdige Mogendheid der door dit Verdrag omschreven rechten kan nooit als een minder vriendschappelijke daad beschouwd worden door een der beide oorlogvoerenden, die de desbetreffende artikelen aanvaard hebben. Omtrent artikel 25 verwijzen wij naar hetgeen terzake bij de behandeling van de préambule en van de voorgaande artikelen werd ter sprake gebrachtt.a.v. artikel 26 gelden m.m. de be schouwingen omtrent het overeenkomstige artikel 10 L.O.V. (I.M.T. 1939, blz. 790). Naast de bepalingen van het Z.O.V. zijn voor de neutrale Staten nog van belang de artikelen 3, 9 en 12 t/m 15 van de Xe Conventie, het Verdrag voor de toepassing op den zeeoorlog der beginselen van het Verdrag van Genève van 6 Juli 1906. Hier zullen evenwel slechts de bepalingen behandeling vinden, welke in het kader van deze studie nadere beschouwing verdienen. Artikel 9. De oorlogvoerenden kunnen een beroep doen op de menschlievendheid der gezagvoerders van onzijdige handelsvaar tuigen, jachten of sloepen, om gewonden of zieken aan boord te nemen en te verzorgen. De vaartuigen die De waarde van deze bepaling schuilt daarin, dat zij nadrukke lijk vaststelt dat onderwerpelijke hulpverleening geen met de onzijdigheid strijdige daad is217). Artikel 12. Elk oorlogsschip van een oorlogvoerende partij kan de uitlevering verlangen der gewonden, zieken en schipbreu kelingen, die aan boord Zijn van...,handelsvaartuigen, jachten en sloepen, van welke nationaliteit die vaartuigen ook zijn. 213Oppenheim 348a, (6) onder IIFauchille, 146328. Vanselow, blz. 468 Somlo-Walz, blz. 242. Vanselow, blz. 278. 345

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 16