te bewegen, en het type commandovoertuig van bijzondere con structie, waarbij een ruime mate van „Gelandegangigkeit" wordt vereischt, opdat het de eerderbedoelde tractievoertuigen zoo ver mogelijk in het terrein zal kunnen volgen. Ook de aan deze soort voertuigen te stellen eischen konden ten slotte nader worden geformuleerd. TECHNISCHE EISCHEN AAN TRACTIE VOERTUIGEN EN COMMANDOWAGENS TE STELLEN. A. TRACTIEVOERTUIGEN. 1. Wiel voertuigen. a. Het chassis. Het chassis behoort van een zoodanig stijve constructie te zijn, dat bij terreinritten slechts minimale verwrin ging plaats vindt, zoodat de bovenbouw (laadbak, cabine, motor kap en radiateur) weinig te lijden heeft. Voor den radiateur kan namelijk een verwringing gevaarlijk zijn, in dien zin, dat bij het nemen van een zware en ongelijke terreinhindernis, de ventilateur met den radiateur in aanraking zal kunnen komen, waarvan ern stige beschadiging het gevolg kan zijn. b. De veering. De veering dient zoodanig te zijn geconstrueerd, dat een zeer beweeglijke ophanging van de wielen, onafhankelijk van elkaar, gewaarborgd is (dus met toepassing van paren Uni versal-joints voor de aandrijving), terwijl de wielen bij het veeren zooveel mogelijk een zuiver verticalen uitslag dienen te hebben, bijvoorbeeld door middel van een parallelogram-eonstructie. Een andere, zeer goede wielophanging, is van het Trado-type. c. De aandrijving. De aandrijving moet geschieden op alle wielen, terwijl bovendien een differentiaal-'blokkeerinrichting (c.q. automatisch) aanwezig dient te zijn wegens de kans op het door slaan van één of meer wielen in modderig terrein, waarbij dan het andere wiel nog trekkracht kan blijven leveren. Aan aanwe zigheid van de mogelijkheid van uitschakeling van de voorwiel aandrijving wordt de voorkeur gegeven, daar de bestuurbaarheid bij het rijden op goede wegen en in bochtig terrein beter is wan neer uitsluitend achterwielaandrijving plaats vindt. d. De besturing. De constructie van de besturing moet afdoend massief zijn, ten einde de sterke reacties bij het terreinrijden te kunnen weerstaan. Een vierwiel-besturing, welke een kleinen draaicirkel zou geven, is hierbij ongewenscht, aangezien dit moei lijkheden kan opleveren met den trek (e.e.a. in verband met het besturings-tractie-probleem)Wel wordt deze constructie aanbe volen voor de hierna te behandelen commandovoertuigen. Een korte straal van den draaicirkel is echter wel wenschelijk met 370

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 41