hierdoor hij voertuigen met conventioneele veering het onafge-
veerde gewicht toeneemt).
g. Accessoires. Hieronder worden verstaan de toevoegingen
welke de gebruiksmogelijkheden van het voertuig verhoogen. Een
trekhaak-lierconstructie, zooals op de markt wordt gebracht door
de firma van Doorne, is als de beste in deze soort constructies aan
te merken. De trekhaak is verbonden aan een kabel van circa
50 m lengte, die op een trommel is gewonden. De trommel wordt
van de versnellingsbak uit door middel van een ,,power-take-off"
aangedreven, terwijl zij is voorzien van een reminrichting. Het
vieren, afremmen en opwinden van den kabel kan van de cabine
uit plaats vinden. In de ligplaats van den trekhaak bevindt zich
een automatisch slot, hetwelk inklinkt als de haak volledig inge
trokken is geworden. 'Het losmaken van dit slot is eveneens aan
de achterzijde van den wagen mogelijk. Een grondanker, ook wel
schop- of berg-stut genoemd, is noodig om het voertuig op zijn
plaats te houden bij het aanlieren van zware lasten. Een paar
steunwielen in het midden van den wagen, ongeveer ter hoogte
van den versnellingsbak of van de reductiekast, doet goede dien
sten bij het overgaan van galangans en steile kanten, terwijl een
paar oploopwielen of -rollen aan de voorzijde van den wagen groot
nut heeft bij het nemen van zeer steile, korte hindernissen (dijkjes
e.d.). Een motorisch aangedreven bandenpomp is als een urgente
voorziening te beschouwen.
h. Wielen en Banden. Allereerst dient te worden opgemerkt,
dat een terreinvoertuig moet zijn voorzien van groote en breede
banden met een speciaal loopvlak van een profiel, hetwelk maxi
mum grip verzekert, terwijl het bovendien zooveel mogelijk los
send moet zijn van ingedrukte modder enz. Een groote band brengt
weliswaar een grooteren draaicirkel met zich mede, doch bezit
het overwegende voordeel, dat hij een groote bodemvrijheid waar
borgt en een grooter doorschrijdingsvermogen heeft van kuilen
en water, terwijl het breede loopvlak een geringen specifieken
bodemdruk meebrengt. Uit vroegere proeven is gebleken, dat,
afgezien van de groote moeilijkheden bij het aanbrengen van
schoepen en/of slipkettingen te meer nadat de trek in het ter
rein is vastgeloopen dergelijke voorzieningen practisch geen
verhooging van de „Gelandegangigkeit" medebrengen. Hieruit is
de conclusie getrokken, dat voertuigen, voorzien van terrein-ban
den met modern profiel, niet behoeven te worden „verbeterd" met
schoepen of kettingen. Overigens is het duidelijk, dat het voertuig
moet zijn voorzien van onderling verwisselbare wielen (dus alle
wielen van dezelfde soort).
372