terwijl het differentiaal in de aandrijvingsbrug hij een besturing
als genoemd onder A, sub 2, ad d (1) en (4), dient te vervallen.
Een differentiaal blokkeerinrichting komt bij geen der systemen
voor. Een korte en stijve opstelling van motor en overbrengings
organen is zeer gewenscht.
g. Accessoires. Een trekhaak-lier-constructie zooals beschre
ven onder A, sub 1, ad g heeft ook voor dit voertuig groot nut.
Hierbij behoort uiteraard ook een verankerings-inrichting.
h. De rupsen. Deze behooren van het zoogenaamde „open"
stalen type te zijn, zonder schoepvormige uitsteeksels, aangezien
deze rupsvoertuigen ook moeten rijden over asphaltwegen en deze
niet mogen beschadigen. De afmetingen van de rupsen moeten
zoodanig gekozen worden, dat de specifieke bodemdruk 0,40,5
km/cm2 bedraagt. Een lagere waarde hiervan is ongewenscht,
wegens de vereischte „grip", welke anders bij deze betrekkelijk
„gladde" rups onvoldoende zou zijn.
B. COMMANDOVOERTUIGEN.
1. Commandovoertuigen met terreinmogelijkheden.
Voor de commandovoertuigen met terreinmogelijkheden gelden
in hoofdzaak de eischen, opgenomen onder A, sub 1, met dien
verstande echter, dat de voorzieningen, welke speciaal tot doel
hebben de trek-capaciteit te vergrooten (zooals reductiekast, trek
haak-lier-constructie, enz.), komen te vervallen.
Bij deze typen is een naar keuze in- of uitschakelbare vier-
wielbesturing zeer wenschelijk met het oog op de wendbaarheid
in het terrein. Een nadeel van deze vierwiel-besturing is nochtans,
dat zij gepaard gaat met een beperking van de voor de carros
serie beschikbare ruimte.
2. Autolette-type.
Het doel van dit type commandovoertuig is het transport van
ten hoogste 7 personen (c.q. 2 personen en 250 kg goederen) langs
secundaire wegen. Na gehouden beproevingen zijn de ondervol-
gende eischen voor dit voertuig geformuleerd
a. Het onderstel behoort zoodanige eigenschappen te bezitten,
dat een ernstige beschadiging van den bovenbouw bij het
rijden over slechte binnenwegen niet kan voorkomen.
b. De ligging op den weg en de besturing moeten van dien aard
zijn, dat zelfs bij volle belasting onder alle omstandigheden
(bochtige en slechte wegen, enz.) nog met voldoende snelheid
(30 km/u.) zonder gevaar kan worden gereden.
c. De draaicirkel van het voertuig dient zoo klein mogelijk te
zijn met het oog op de vereischte wendbaarheid op smalle
wegen.
374