De Minister van Koloniën antwoordde hierop in de Memorie van Antwoord (alsvoren, Nr. 76). de Regeering zooveel mogelijk dient te volgen, blijkt wel uit de om standigheid, dat reeds sedert jaren geen enkel voorstel tot versterking van leger of vloot door een der beide Kamers werd verworpen. Intusschen spraken sommige der hier aan het woord zijnde leden wel de hoop uit, dat de voorstellen te dezer zake de Kamer zóó tijdig zullen bereiken, dat daaraan mede voor zoover betreft hun finan- cieele gevolgen bij de openbare behandeling van deze begrooting de noodige aandacht zal kunnen worden gewijd. Gevraagd werd, of in Indië beschikt wordt over vliegtuigen, die ingericht zijn voor het uitwerpen van drijvende mijnen, en zoo neen, cf het in dienst stellen van zoodanige vliegtuigen dan spoedig kan worden verwacht. Eveneens zou men gaarne vernemen, of de Regeering geslaagd is in het aanschaffen van luchtkruisers. Hoewel de uitbreiding en mcderniseering van het leger zich in een vergevorderd stadium bevinden, is het, niet in de laatste plaats in verband met de moeilijkheden inzake leveranties als gevolg van de internationaal-politieken toestand, niet mogelijk te zeggen, wanneer deze reorganisatie geheel zal zijn voltooid. De ondergeteekende kan tot zijn leedwezen geen vrijheid vinden, gevolg te geven aan het in het Voorloopig Verslag tot uiting komend verlangen, dat overlegging aan de Kamer van de als definitief gedachte legerinriehting en van hetgeen daaraan nog ontbreekt. Voor de hand liggende redenen van landsbelang verzetten zich daartegen. Het is hem voorshands niet mogelijk op te geven, welk bedrag onge veer met de geheele legerorganisatie zal zijn gemoeid. Ter verklaring daarvan moge hij er op wijzen, dat het ontbrekend materieel niet op korten termijn te verkrijgen isbovendien moet rekening worden gehouden met de omstandigheid, dat in het huidig tijdsgewricht de prijzen bijna zeker zullen oploopen, tot welke hoogte is nochtans van te voren uiteraard niet te zeggen. De ondergeteekende onderschrijft geheel het gevoelen van de vele leden, die, naar aanleiding van den aandrang tot het in het leven roepen van een inheemsche volksmilitie, verklaarden een uitbreiding van de militie tot de inheemsche bevolking geenszins urgent en om fir.ancieele redenen ook niet uitvoerbaar te achten. Terecht werd door deze leden betoogd, dat geheel ongemotiveerd is de klacht van inheem sche zijde geuit, dat de landszonen van de landsverdediging zouden zijn uitgesloten. De huidige verhouding tusschen het Europeesch en het niet-Euro- peesch kader is op grond van jarenlange ervaring de meest juiste gebleken, zoodat er geen aanleiding bestaat hierin wijziging te brengen ten gunste van het inheemsch element. Met de financieele waardeering van de gepresteerde diensten wordt in het leger reeds zooveel mogelijk rekening gehouden. Op misverstand berust de in het Voorloopig Verslag tot uiting ko mende vooronderstelling, als zouden van de 17.000 a 18.000 gegadigden voor het sluiten van een verbintenis op kort-dienstverband, 16.000 zijn afgekeurd. Vcor 1600 beschikbaar gestelde plaatsen hebben zich wel iswaar ongeveer 18.000 gegadigden aangemeld, doch deze zijn niet allen aan een keuring onderworpen. Alleen diegenen werden gekeurd, waar aan te oordeelen naar het uiterlijk voorkomen reeds dadelijk de voor keur werd gegeven de overigen zijn zonder meer afgewezen. De ondergeteekende handhaaft onverkort zijn reeds vroeger be kend gestelde meening, dat de opleiding van de toekomstige officieren

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 73