De Eerste Kamer bracht deze aangelegenheden eveneens ter sprake tijdens de mondelinge behandeling van de Justitie- begrooting. Minister de Geer antwoordde het volgende op inzake de behan deling van het wetsontwerp betreffende de slagkruisers gestelde vragen. neergelegd in het desbetreffend reglement. Over deze kwestie bestaat volkomen overeenstemming tusschen den minister en den opperbevel hebber, evenals trouwens tusschen den minister en den vorigen opper bevelhebber. Wat de uitbreiding van den staat van beleg en de bestrijding van spionnage betreft, verklaarde de minister dat de geheime inlichtingen dienst van justitie en politie de spionnage krachtig bestrijdt en dat een koninklijk besluit in voorbereiding is waarbij de staat van beleg over een grooter gedeelte van het land zal worden afgekondigd. In dien zulks noodig blijkt, zal de Regeering zeker niet aarzelen den staat van beleg voor het geheele grondgebied af te kondigen. Minister Gerbrandy zeide bij de beantwoording der sprekers niet te voelen voor een technische herziening van het Burgerlijk Wet boek. De minister merkte op dat het vrij lang duurt voor zaken als de uniformensmokkel aan het licht komen daar zij verband houden met andere zaken. De minister beschouwde de bescherming van de openbare orde als het belangrijkste dat hem te doen staat. Hij wilde eerst uit de be staande bepalingen halen wat er in zit en daarna het Wetboek van Strafrecht aanvullen. Dat er den laatsten tijd zoo veel bekend is geworden over spion- nagezaken is het gevolg van perfectionneering van de politie-doeu- mentatie. De maatregelen te nemen tegen het afsteken van lichtpijlen en der gelijke zijn vrijwel gereed. Uit het onderzoek is gebleken dat de vrees voor lichtkogels overdreven is. Door een structureele wijziging van de bestaande wetgeving achtte de minister het mogelijk de bevoegdheid tot interneering te verkrij gen voor gevaarlijke personen die krachtens de thans bestaande wet telijke bepalingen in het Wetboek van Strafrecht niet onschadelijk gemaakt kunnen worden. De minister vond het maximum van zes jaren voor spionnage en landverraad niet hoog genoeg. Een wetsontwerrp tot verbetering van artikel 98 van het Wetboek van Strafrecht ligt gereed. Men zal komen tot een maximum van 15 jaar. Artikel 98 zegt Hij die opzettelijk bescheiden, berichten of inlichtingen omtrent eenige zaak waarvan hij weet dat de geheimhouding door het belang van den staat wordt geboden, hetzij openbaar maakt, hetzij aan eene buitenlandsche mogendheid mededeelt of in handen speelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. De afdoening van het wetsontwerp betreffende de slagkruisers^dient zoo veel mogelijk te worden bespoedig. Waar „spoedeischend" een betrekkelijk begrip is, moeten bij het gebruik maken van artikel 71

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 75