417 nen ontberen. En zelfs in vredestijd zal de marine groote moeite heb ben om haar vliegtuigen te bemannen. Bovendien zullen landvlieg- tuigen van het leger, steunende op midden in de rimboe gelegen vliegvelden, die van de landzijde door een handvol van onze in de rimboe-oorlogvoering goed geoefende troepen gemakkelijk kunnen worden verdedigd, altijd kunnen opstijgen. Watervliegtuigen zijn daar toe bij ruwe zee niet in staat. Den steun van de leger-luchtmacht bij de verkenningen over de geweldige uitgestrektheid van ons Indisch gebied zal de marine niet kunnen missen. DE KOSTEN DER SLAGKRUISERS. In een artikel in het Februari-nummer van „Onze Vloot" werd door schrijver dezes de beteekenis van den bouw van drie slagkruisers voor het economisch leven van Nederland uitvoerig bespreken. Door eiken slagkruiser zouden per jaar primair 4.200 arbeiders aan het werk komen en secundair bij een levering van grondstoffen en halffabri katen enz., ongeveer 2.100 man2). Dit beteekent per jaar een besparing op den werkloozensteun van 4 millioen voor één kruiser en dus gedurende den heelen bouwtijd van 31/2 jaar van 14 millioen. De kosten per slagkruiser, die drie jaar geleden cp een Engelsche werf ongeveer 75 a 80 millioen zouden hebben bedragen, zouden dan tot 61 a 66 millioen dalen. Er werd ook op gewezen dat alleen reeds door het talmen met de beslissing bij den bouw der kruisers en het stijgen der materiaalprijzen, de kos ten der drie kruisers thans reeds met 24 millioen zijn gestegen. Kort na den wereldoorlog, toen er ook sprake is geweest van den bouw van een slagvloot, werd de stelling verkondigd, dat dit boven de financiëele draagkracht van het Nederlandsche volk zou gaan. Het loont de moeite deze bewering critisch te bekijken Het Nederlandsche leger kost in mobilisatietijd 1.7 mill, per dag of f 620 mill, per jaar bij een sterkte van 300.000 man. De uitgaven voor het Nederlandsche leger van 450.000 man bedroegen in 1918 slechts f 327 mill. In Augustus 1918 bedroeg het indexcijfer van kosten van levensonderhoud 183 (1911/T3 100), in December 1939 was dit 148, dus belangrijk lager. Indien deze meerdere kosten uit een hoogere bezoldiging zouden voortspruiten, zou dit dus onredelijk zijn. Het is niet bekend, waardoor dit verschil van bijna 300 millioen, ondanks het feit dat de legersterkte slechts van die van 1918 bedraagt, wordt veroorzaakt. Wel staat vast dat dit verschil van rond f 293 mill, grooter is, dan de drie slagkruisers zullen kosten. De jarenlang geponeerde stelling, dat het Nederlandsche volk deze kosten niet kan dragen, is dus on aanvaardbaar en wordt door dit jeit gelogenstrajt. Er is meer! Jaren achtereen, vanaf 1933 af, brengt het Nederlandsche volk een belasting op in den vorm van hoogere kosten van zijn brood, melk, groenten, kaas, eiren, boter, suiker, enz. van meer dan 200 mill, per jaar via het Landbouwcrisisfonds. Neemt men aan dat de slagkruisers, de uitbouw van de vlootbasis te Soerabaia en de andere steunpunten in den Archipel van de vloot, de versterking van het leger en de omlijsting der slagkruisers met kruisers, jagers, vliegtuigen, enz. te zamen 500 mill, bedraagt, dan beteekent dit een financieel offer dat gelijk staat aan de crisislasten gedurende 2 a 2% jaar, die het Nederlandsche volk nu al 6 jaar lang draagt. 2) Dr. W. K. H. Feuilletau de Bruyn. De beteekenis van den bouw van drie slagkruisers voor het economisch leven van Nederland. Onze Vloot Februari-nummer 1940 p. 33.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 90