420 14. BOEK-(BROCHURE-)BESPREKING. Landsverdediging. Versterking der vloot met kapitale schepen, door Luit. t/z le kl. J. F. W. Nuboer (Extra uitgave Mar. B. Jan. 1940). De inhoud van deze, door de redactie van het Mar. B. in brochurevorm uitgegeven voordracht, welke op 22 Dec. 1939 voor de Marine-Vereeniging te Den Helder werd gehouden, vormt een voortzetting en in zekeren zin een bekroning van de artikelenreeks van S. t.a.v. de versterking van de Kon. Marine met slagkruisers1). De heldere betoogtrant en de ditmaal rustiger toen laten zich heel wat aangenamer lezen dan S.'s eerste artikel (Mar. B. Sept. 1939)waarin S. in sommige gedeelten een demagogischen betoogtrant vermeent te moeten demonstreeren De waardeering, welke wij voor onderhavige brochure kunnen koesteren, neemt echter niet weg dat de inhoud daarvan naar onze meening bepaaldelijk zeer suggestief en opportunistisch is gesteld. Ook wij zouden min of meer onder de bekoring van de leuze „slagkruisers voor Indië" zijn gekomen, ware het niet, dat een nuchterdere kijk op de Indische defensie ons deze zaak anders doet zien. Zulks moge hieronder nader worden toegelicht. S. verdedigt zijn standpunt, dat de versterking van de vloot met kapitale schepen zal moeten plaats vinden, op grond van de volgende stellingen (volledig overgenomen) I. Nederlandsch-Indië is èn economisch èn militair volmaakt van de zee afhankelijk. De verdediging van Nederlandsch-Indië is onmogelijk, indien het meesterschap-ter-zee in handen van den tegenstander is. II. De taak van de zeemacht in oorlogstijd is het meesterschap-ter-zee te bevechten of in voldoende mate aan den tegenstander te betwisten. III. Vcor die taak behoeft de zeemacht een machtskern, welke zij tot r.u toe mist. Deze kern kan niet gevormd worden uit onderzeebooten of vlieg tuigen, doch alleen uit bovenwaterschepenslagschepen, slagkruisers of zware kruisers. IV. De sterkte van de kern hangt af van de grootte der schepen, waaruit zij bestaat. Die sterk wil zijn op zee, moet groote schepen bouwen. Voor ons moet een minimum van 3 schepen worden geëischt, welke belangrijk sterker zijn dan de zware kruisers van een mogelijken tegenstander. Hun snelheid moet hooger zijn dan die van de slagschepen der groote zeemachten en gelijk aan die hunner zware kruisers. V. De grootte der schepen van de machtskern hangt af van de finanoieele grens, welke de Regeering trekt. Bij het trekken dezer grens moet bedacht worden, dat eenerzijds een degelijke inwendige pantsering tegen torpedo treffers en tegen steil-invallend geschutvuur en vliegtuigbommen, niet verkregen kan worden bij een kleiner deplacement dan 25.000 ton en ander- 1) Zie „De kern van de harmonische vloot" (Mar. B. Sept. 1939) en „De Imperiale taak der Kon. Marine" (O.Kr. W. 1940, le afl.), resp. door ons besproken in I.M.T. 1940 nr. 2 (bl. 192 e.v.) en idem nr. 3 (bl. 305 e.v.). -) Terloops zij opgemerkt dat de wijze, waarop een jong zee-officier meent Z.E. den Vice-Admiraal b.d. Mr. J. C. Jager in zijn brochure te moeten aanduiden, weinig sympathiek aandoet.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 93