537 geleden gesproken wordt o.m. over vier kruisers van de totale sterkte van acht dan de Britsche vloot, zoodat voorshands van een maritieme actie van beteekenis wel geen sprake zal zijn. Bovendien boekte Duitschland door de vernietiging van een aantal transport- en bevoorradingsschepen een ernstig verhes aan handelstonnage. Mag een Duitsche maritieme bescher ming van de scheepvaart langs de Noorsche kusten derhalve verder uitge sloten worden geacht, anderzijds ontkomt men niet aan den indruk, dat de Engelschen ondanks hun overmacht ter zee geenszins heer en meester zijn in het Kattegat en in het Skagerrak, want nog telkenmale bereiken ons berichten, dat Duitsche schepen troepen en materieel in de Oslo-fjord aan land weten te zetten. De toestand in deze wateren is over het algemeen niet duidelijk waarschijnlijk zal het Duitsche mijnenveld tusschen de N.W. punt van Denemarken en de Z.punt van Noorwegen wel een belangrijke rol hebben vervuld Aan de gevoerde zeegevechten heeft het luchtwapen krachtig deelgenomen. De luchtbombardementen op oorlogsschepen en zelfs op onderzeeërs alsmede op transportschepen hebben een groote plaats in de berichtgeving ingenomen en stemmen wel tot overdenking. Hoewel uit de beschikbare gegevens nog geenszins een vaststaande conclusie kan worden getrokken, ontkomt men niet aan den indruk, dat de zeestrijdkrachten in het luchtwapen een zeer ernstigen tegenstander hebben gekregen en dat slechts van een beheer- schende positie ter zee kan worden gesproken, indien eveneens het overwicht in de lucht is verkregen. Dit overwicht berust in Z.-Noorwegen ongetwijfeld nog bij de Duitschersin hoofdzaak gebruik makend van de Noorsche vliegvelden te Oslo, Christiaansand, Stavanger en van het uitnemende Deensche terrein te Aalborg, onderhouden zij een vortdurende bewaking langs de Noorsche kusten waar vijandelijke vlooteenheden zich vertoonen, wordt tot een snelle gevechtsactie overgaan. Het valt daarom des te meer op, dat evenmin als bij de landing van Britsche troepen in Frankrijk berichten zijn binnengekomen omtrent groote luchtaanvallen op de in Noorwegen landende geallieerde troepen. De geschiedenis van de laatste jaren kent slechts een enkele landing op beperkte schaal, waarbij de luchtmacht een hartig woordje meesprak, nml. die van de Spaansche regeeringstroepen in Augustus 1936 op het eiland Majorca. Hier werden de aan wal gezette troepen en de aanvoer van de krijgsbenoodigdheden uit Barcelona zoodanig door de luchtmacht van Franco bestookt, dat hetgeen na eenigen tijd nog van de troepen over was, weder werd ingescheept. Dit voor oogen houdend en voorts afgaand op uitspraken van Liddell Hart en van Duitsche zijde, dat een landings onderneming slechts mogelijk is, indien de aanvaller de verdedigende lucht macht kan bedwingen, had men hier hevige luchtaanvallen op de landende en gelande troepen mogen verwachten. Nadat de maritieme strijdkrachten zich met elkaar hadden gemeten en de Geallieerden toesnelden met landingstroepen hadden de eerste schermut selingen plaats en nu bleek het wel hoe ontzettend moeilijk het bij den huidigen stand van de bewapening is bezet terrein te veroveren. Ondanks de omstandigheid, dat de Duitsche bezettingen van de belangrijkste strate gische punten betrekkelijk zwak waren, gelukte het den Geallieerden niet, eenig succes van beteekenis te boeken zelfs keerden de krijgskansen zich vrij spoedig ten gunste van de Duitschers. Op het eerste gevechtsterrein bij Narvik zijn de Duitsche troepen door de Engelschen omsingeld de plaats wordt uit zee beschoten doch tot een geregelden aanval op de bezetting is het nog niet gekomen. Het valt te verwachten, dat deze geïsoleerde Duitsche bezetting op den duur voor den geallieerden druk zal bezwijken. Het tweede gevechtsterrein ligt rondom Trondheim, de derde stad van Noorwegen, welke door uitstekende spoorwegen met Oslo en Zweden is verbonden (Op 42 km O. van T. ligt het nog niet door de Duitschers ver meesterde fort Hegra, dat de spoorlijn naar Zweden beheerscht). Ook deze stad hebben de Geallieerden getracht in te sluiten door een landing ten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 106