541 Oosten te willen veilig stellen en den status quo eerbiedigd te zien, doch aan den anderen kant kwam door deze verklaring de „beschermersrol", die Japan zich heeft toegedacht, wel zeer sterk tot uiting. Nu kan het niet worden ontkend, dat de rol van beschermer van andere naties door de laatste gebeurtenissen in Noord-Europa min of meer in een kwaden reuk is komen te staan en hoewel Japan nogmaals uitdrukkelijk verklaarde, dat zijn bezorgdheid uitsluitend voortsproot uit zijn economische belangen, achtte de Amerikaansche Min. van Buit. Zaken Cordell Huil het blijkbaar wenschelijk geen twijfel te laten bestaan omtrent Uncle Sam's inzichten. Hij verklaarde, merkwaardig snel na Arita's uitlating: Elke inmenging in de binnenlandsche aangelegenheden van Ned.-Indië of elke wijziging van den status quo anders dan door vreedzame middelen zou schadëlijk zijn voor de zaak van stabiliteitvrede en veiligheidniet alleen in het gebied van Ned.-Indië, doch in den geheelen Stillen Oceaan. Elke wijziging in de positie van Ned.-Indië zou de belangen van vele Ilanden rechtstreeks treffen. Het is de voortdurende hoop van de regeering der Ver. St., evenals ongetwijfeld die van alle vreedzaam gezinde regeeringen, dat de houding en de staatkunde van alle regeeringen op deze beginselen zullen zijn gebaseerd en dat deze beginselen niet alleen zullen worden toegepast in alle deelen van den Stillen Oceaan, doch ook in elk deel van de wereld". Deze verklaring was historisch gegrond op de op 20 November 1908 tusschen de Ver. St. en Japan gewisselde nota's, waarin werd vastgelegd, dat beide regeeringen haar politiek zouden baseeren op de handhaving van den status quo in de Zuidzee alsmede op het Viermogendhedenverdrag (Washington, 13 December 1921), waarbij de Ver. St., Engeland, Frankrijk en Japan den status quo van de bezittingen en dominions in de Zuidzee garandeerden, waarvan op 4 Februari 1922 de Nederlandsche Regeering door een nota in kennis werd gesteld. Wij weten nu, dat Japan's bezorgdheid de reden was voor het geven van Arita's verklaring. Doch wat gaf aanleiding voor die bezorgdheid, juist nu Wij tasten daarover voorloopig nog in het duister, want de commentaren in den Europeeschen pers op Arita's mededeeling geven hoogstens vage aanwijzingen, doch geen opheldering. In elk geval is door deze uitwisseling van verklaringen opnieuw bevestigd de belangrijke economische en politiek - strategische positie van ons eilandenrijk alsmede de beteekenis van het spel van de groote mogendheden in den Stillen Oceaan. Bekende feiten voorwaar, doch voor ons steeds opnieuw waard, er de consequentie uit te trekken: Nederland, let op Uw saeck Onder al deze beschouwingen „over" ons en „zonder" ons, maar toch niet „bij" ons, namen de Nederlandsche Regeering en het Nederlandsche volk een waardige, rustige houding aan, welke het duidelijkst kan worden geïllustreerd door de sobere verklaring van onze Regeering„dat Zij, ingeval Nederland in Europa onverhoopt in den oorlog mocht worden gewikkeld, niet voornemens is eenige vreemde mogendheid om bescherming van Ned.- Indië te vragen, noch een dergelijke bescherming, mocht deze worden aangeboden, te aanvaarden, onder de opmerking, dat de Ned.-Indische Regeering in het onderstelde geval, zoowel in feite als rechtens in staat zal zijn het bestuur over die gewesten in vollen omvang te verzekeren en de orde aldaar te handhaven". Op 30 Maart werd de nieuwe, door Japan ingestelde Chineesehe regeering- Wang Chiang-wei beëedigd en te Nanking geïnstalleerd. Zij gelastte onmid dellijk de stopzetting van alle vijandelijkheden tegen het Japansche gezag. Dit zou uiteraard heel mooi zijn en een groot succes voor de Japanners hebben beteekend, indien de nieuwe regeering ook inderdaad het gezag en de macht zou hebben deze bevelen uit te vaardigen en te doen nakomen. Noch het een noch het ander is echter het geval Wang Ching-wei wordt door de nationalistisch georiënteerde Chineezen niet alleen als een verrader beschouwd, doch zou bovendien vervallen zijn verklaard van de Chineesehe gemeenschap. De bekendwording door een indiscretie van Wangs onmiddel lijke medewerkers van de geruchtmakende bepalingen van het geheime

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 110