Doup, en de divisie-commandanten. De zaal en de voorgalerij
boden een zeer feestelijken aanblik door de tallooze bloemstukken,
zoowel van de hoogste militaire- en civiele autoriteiten als van
vele instellingen op maatschappelijk en cultureel gebied en voorts
van vele particulieren.
Voor deze receptie, waarop ook Z.E. de Legercommandant
persoonlijk zijn gelukwenschen aan het jubileerende Korps aan
bood, bestond zeer groote belangstelling, niet alleen van militaire
zijde, doch van alle zijden der maatschappij.
Nadat allen Mj. Doup hadden gecomplimenteerd, die zich met
zijn divisiecommandanten voor het tooneel had opgesteld met op
den rechtervleugel het Vaandel, werden verschillende toespraken
gehouden. Volstaan moge worden met het noemen van de namen
der sprekers het waren achtereenvolgens de T.C., Kol. Gosenson,
de Resident van Atjeh en Onderhoorigheden, de Heer Pauw, die
tevens voorlezing deed van een telegram van den Gouverneur
van Sumatra, die wegens dienstredenen niet in staat was geweest
persoonlijk naar Koetaradja te komen, de Burgemeester van
Medan, de Heer Kuntze, de Heer Paris, sprekend namens de
Reserve-Officieren van Sumatra's Oostkust, de Heer Magnee,
vertegenwoordiger van het onderwijs, de Heer Stapel, de oudste
aanwezige oud-Maréchaussée de Ridder M.W.O. Pattiasina, het
woord voerend namens de oud-strijders, en tenslotte Dr. Nelissen,
voorzitter van de „Atjeh-Club". Alle redevoeringen getuigden van
groote waardeering voor en medeleven met het Korps Maré-
chaussée.
Mj. Doup beantwoordde alle sprekers in één rede, waartoe hij
zich met alle divisie- en detachementscommandanten van zijn
Korps opstelde op het tooneel. De achterwand hiervan werd
ingenomen door een groote kaart van Atjeh, waarop met ge
kleurde lampjes de ligging van alle Infanterie- en Maréchaussée-
posten was aangegeven.
De rede van Mj. Doup werd met de grootst mogelijke belang
stelling aangehoord en luidde als volgt
453
Excellentie, Kolonel, Resident, Ridders der Militaire Willemsorde, Mijne
Heeren vertegenwoordigers van handel en cultures, Deputatieleden van de
Garnizoensbataljons, van bonden en vereenigingen, Mijnheer de Voorzitter
van deze historische Sociëteit de „Atjeh-Club" en allen hier verder aan
wezig.
Generaal, het is voor mij als Commandant van het jubileerende Korps
Maréchaussee een buitengewoon voorrecht, om van deze plaats, te midden
van mijn divisie- en detachementscommandanten de tolk te mogen zijn van
mijn Korps, en als zoodanig uiting te mogen geven aan onze diepste gevoelens
van dankbaarheid voor Uw aanwezigheid ter plaatse en voor Uw heden
morgen tot ons gerichte woorden.
Wij hebben het op bijzonder hoogen prijs gesteld, Generaal, dat U als
oud-Maréchaussée-officier, thans Commandant van het Leger in Neder-
landsch-Indië, ons de groote eer heeft willen aandoen, door persoonlijk dit
Maréchaussée-jubileum bij te wonen, hierdoor blijk gevende van Uw hooge
belangstelling voor het Korps Maréchaussee, dat er inderdaad zeer trotsch