Deze toespraak, in het Maleisch herhaald, ontlokte een don derend applaus. Uit volle borst werd door allen het Wilhelmus, door de muziek ingezet, meegezongen. 466 Ik begroet U als voorgangers uit een groot tijdperk, waaraan Van Heutsz, drager van het Grootkruis der M.W.O., zijn naam heeft gegeven, als aanvoerder, als pacificator en als Gouverneur-Generaal. De glorie, die zijn naam omstraalt, straalt op U, op ons allen af. Deze Ridderdag is een nationale dag bij uitnemendheid. Ik zie hier vereenigd alle rangen en standen, zooals de Wet op de M.W.O. het noemt. Ik zie hier bewoners en landaarden van alle hoeken uit den Archipel. De hulde U thans gebracht, is mede een hulde aan allen, die voor ons gingen. „De deugd der vaderen is de roem van het nageslacht". Zoo staat het op het graf van onzen grooten Michiel Adriaansz de Ruyter. Ik verheug mij U hier te zien. Gij zult oude vrienden ontmoeten, de hand kunnen drukken van mannen, met wie gij eens in moeilijke tijden te zamen waart, oude herinneringen zullen voor U weder levend worden. Het is goed, dat gij weet, dat ook het leger en de marine van tegen woordig de mannen van vroeger niet vergeten zijn. Het is goed, dat de jongeren ook weten, hoe heel Indië U dankbaar is voor wat gij gedaan hebt en die dankbaarheid toont. Dank zij de medewerking van velen was het immers mogelijk dezen Ridderdag te houden. Ik denk hier in de allereerste plaats aan de velen, die gaven, omdat zij behoefte gevoelden, ook al was het met nog zoo weinig, te getuigen van hun dankbaarheid. Er zijn onder de giften verscheidene genoteerd van slechts enkele centen van mannen, die ook hun inkomen bij centen tellen. Er zijn ook groote giften binnengekomen, zeer groote zelfs, van groote particuliere lichamen. Dankbaar gedenk ik ze hier. Hen allen op te noemen is haast ondoenlijk. Ik denk hier aan onzen penningmeester, aan den heer Buttingha Wichers, voor de hulp hier verleend. De Staatsspoorwegen deden heel veel. De K.P.M. bleef niet achter. Niet onvermeld wil ik hier laten de buitengewone medewerking van de zijde van den Legercomman dant, de Territoriale en Plaatselijke Commandanten en comité's en van het Bandoengsche Garnizoen. Het Hoofd van den P.T.T.-dienst, de gemeentelijke besturen van Soerabaia en Bandoeng, de Pengalen- gansche planters, het bestuur van de sociëteit „Concordia" en last not least, de pers, en de tallooze anderen, die ons bijstonden met hulp en giften om dezen Ridderdag te doen slagen, aan allen onzen harte- lijken dank. Een naam wil ik hier nog in het bijzonder noemen, nl. van hem, die den stoot heeft gegeven tot het vieren van dit jubileum, die. maanden lang zijn krachten en zijn vrijen tijd aan de voorbereidingen heeft gegeven, dien van onzen secretaris, majoor Van der Sterren. (Applaus). Wij hopen van harte, dat dit feest, waarvan we het hoogtepunt, nl. de Koninklijke Boodschap, zoojuist achter den rug hebben, voor U allen onvergetelijk zal zijn. Deze Ridderdag zal zijn een baken in deze woelige tijden, waarvan licht zal uitstralen, dat de vaak zoo donkere toekomst moge verlichten, een baken, waarop zij die in deze tijden wellicht nog eens geroepen zullen worden het Rijk der Nederlanden te beschermen tegen aan vallers of beschermers, met vertrouwen het oog gericht kunnen houden."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1940 | | pagina 33