Prinses Juliana ter gelegenheid van Haren geboortedag. Het
„Lang zal Zij leven" werd door allen meegezongen.
Vervolgens sprak de Schout-bij-nacht Helfrich, Comman
dant der Zeemacht, die aldus het woord richtte tot de aanwezigen:
Speker verzocht vervolgens kapitein Schilmöller den Maleischen
tekst van zijn rede voor te lezen, omdat hij in deze taal, zooals
de Vlootvoogd onder veel vroolijkheid opmerkte, reeds op de
adelborstenopleiding te Den Helder zeer zwak is geweest.
Daarna voerden nog verschillende sprekers het woord tot de,
door tal van autoriteiten en belangstellenden bezochte receptie
met het wegvoeren van de vaandels een einde nam en men vóór
de rijsttafel nog een oogenblik tijd had, zich met de wedergevonden
oude kameraden en vrienden te onderhouden.
Van dien maaltijd kan het best worden getuigd door te zeggen,
dat de stemming om een Indischen term te gebruiken ge
zapig was.
Des avonds ontvingen Z. Exc. en Mevrouw Berenschot, om
ringd door de leden van het comité en een aantal genoodigden,
de Ridders in hun woning.
Het was den Ridders aan te zien, dat deze ontvangst door den
hoogsten militairen commandant op hen een diepen indruk
maakte.
De tweede feestdag (1 Mei) was iets kalmer. Het gemeente
bestuur bood een rijsttafel aan, waarbij ditmaal slechts weinig
genoodigden aanzaten, een wijze maatregel, welke er rekening
mede hield, dat het voor vele oude Ridders wel min of meer zware
dagen werden. Zwaar, doch onvergetelijk.
468
„Het is mij een bijzonder voorrecht hier aanwezig te kunnen zijn
om met U de herdenking te vieren van het feit, dat heden 125 jaar
geleden door wijlen Zijne Majesteit Koning Willem den Eersten de
Militaire Willemsorde werd ingesteld, als belooning voor daden van
moed, beleid en trouw, te land en ter zee, geldend.
Ik betreur het daarom zeer dat geen der nog in leven zijnde ridders
der M.W.O., die hunne uitstekende daden in dienst der Koninklijke
Marine bedreven, hier aanwezig kan zijn, omdat zij allen, 10 officieren,
4 onderofficieren en manschappen, te zamen 14 man, in Holland ver
toeven.
Temeer is dit het geval, daar zij allen het ridderkruis hebben ver
worven tijdens de expedities hier te lande en waarschijnlijk in nauwe
samenwerking met U, als daadwerkelijke uiting van de zoo nood
zakelijke samenwerking tusschen Land- en Zeemacht.
Ik moge mij hier, als hoogste Marine-officier in deze gewesten, hun
tolk maken, door U te zeggen hoe diep zij het betreuren, niet met U
samen te kunnen zijn maar ook, hoe trotsch zij er op zijn, U uit de
verte hun kameraadschappelijke groeten en beste wenschen te zenden.
En ik voeg met vreugde de mijne ook namens de Koninklijke
Marine in Nederlandsch-Indië, hierbij.
Ik wensch U allen het beste toe (Luid applaus).